Afbeelding
xx

Visserskennis over kreeften en het kreeftenbestand in de Oosterschelde

Algemeen

YERSEKE - In het Regiocentrum Yerseke van Wageningen Marine Research werken onderzoekers en de schelpdier- en visserijsector actief samen aan kennis en innovaties voor duurzaam gebruik van de Delta, kustwateren en de zee: kennis van en voor de regio Zeeland. Hierover is een convenant gesloten tussen wetenschap, bedrijfsleven, en regionale publieke organisaties. Het werk beslaat een scala aan onderwerpen, zoals het verbeteren van het kweekrendement van mosselen, off-bottom kweek van oesters, verbeteren van de kennis over het kreeftenbestand, schelpdiersurveys, en effecten van kustverdediging op natuurwaarden en (schelpdier)visserij. Deze column zet regelmatig een activiteit van het Regiocentrum in de schijnwerpers. Deze keer over ervaringskennis van kreeftenvissers op de Oosterschelde over de kreeften en het kreeftenbestand.

De kreeftenvissers verenigd in de Vereniging van Beroepsvissers Oosterschelde, Westerschelde en Voordelta (OWV) en onderzoekers van Wageningen Marine Research (WMR) hebben samen gewerkt aan een eenvoudig en kostenefficiënt kennissysteem om het bestand en de visserijdruk over de tijd te kunnen volgen. Hiervoor is onder meer onderzoek gedaan naar de biologie van de kreeft, is de CatchCam ontwikkeld (een vangstregistratiesysteem door middel van camera’s) en is kennis van vissers over het kreeftenbestand en de ontwikkelingen daarin onderzocht. Dit zogenaamde LobStAR-project werd gefinancierd binnen de Europese EFMZV-regeling.

Ieder jaar tussen de laatste donderdag van maart en 15 juli vindt de kreeftenvisserij plaats op de Oosterschelde. Deze kleinschalige visserij is uniek in Nederland en betreft een dertigtal vissers, waarvan het overgrote deel lid is van de OWV. 

Onderzoek naar de ontwikkeling van visbestanden en de visserijdruk wordt traditioneel gekenmerkt door het verzamelen van tijdsreeksen van meetbare gegevens, bijvoorbeeld over vangsten, lengte en leeftijd van de vangst, vangstlocaties en inzet van vistuigen. Deze informatie wordt gebruikt in modellen die schattingen geven van het visbestand. Deze modellen dienen dan weer als basis voor vangstadviezen. 

Voor de kreeftenvisserij in de Oosterschelde moet zo’n model nog worden ontwikkeld. Ook zijn er nog geen tijdsreeksen van gegevens.

Een van de onderdelen van het LobStAR-project richtte zich op het inventariseren van bestaande kennis over de Oosterscheldekreeft. Het ging daarbij niet alleen over gegevens over vangsten (bijvoorbeeld uit logboeken), maar ook over de ervaringskennis van vissers.

Kreeftenvissers bezitten een schat aan kennis over hun kreeftenvisserij, de biologie en het gedrag van kreeft, veranderingen in de kreeftenbestanden en vangstsamenstelling, veranderingen in het ecosysteem en interacties daartussen. Om deze ervaringskennis boven tafel te krijgen, zijn interviews en een enquête ingezet. 

In totaal zijn 14 kreeftenviss­ers geïnterviewd (8 in 2022 en 6 in 2020). Vanaf 2021 werd een jaarlijkse enquête uitgestuurd naar alle kreeftenvissers die actief zijn in de Oosterschelde; de enquêtes van 2021 en 2022 zijn geanalyseerd, die van 2023 wordt volgend jaar geanalyseerd. 

De interviews en jaarlijkse enquête hadden als doelen om:

(1) zicht te krijgen op de historische ontwikkelingen in het bestand en de visserij, 

(2) het verbeteren van het actuele beeld over de bestandsontwikkeling, en 

(3) te evalueren hoe vissers het huidige visserijbeheer ervaren en welke ideeën zij hebben rond duurzaam bestandsbeheer. Deze informatie is verzameld aan de hand van vijf onderzoeksvragen, die hieronder kort worden toegelicht. 

Welke kennis hebben vissers over de biologie van kreeft?

Kreeftenvissers hebben enorm veel kennis over de biologie van de Oosterscheldekreeft. Soms bevestigden de interviews de informatie in de wetenschappelijke literatuur (bijvoorbeeld over geschikte leefgebieden). 

Zo worden goede leefgebieden volgens de vissers bepaald door het substraat (bijvoorbeeld de aanwezigheid van oesters of gestorte stenen), de aanwezigheid of gebrek aan schuilplekken, de steilheid, diepte, de stroming, de watertemperatuur, het zoutgehalte, en de aanwezigheid van voedsel en bepaalde soorten micro- en macro-algen. Bessenwier bijvoorbeeld draagt bij aan een goed habitat voor kreeft, terwijl schuimalg juist een negatief effect heeft op het habitat. 

Opvallend was dat veel van de goede leefgebieden in de Oosterschelde die door vissers in 2022 op een kaart werden getekend veelal overlappen met die van de historische kaart van Havinga uit 1921, ondanks de aanleg van de Deltawerken (zie figuur 1). Ook leverden de interviews soms nieuwe onderzoeksvragen op, zoals de invloed van een stijgende watertemperatuur op de voortplanting en het bestand van de kreeft.

Welke keuzes maken vissers in het uitoefenen van de kreeftenvisserij?

De kennis van vissers over het gedrag van kreeften wordt door hen gebruikt bij de keuze voor en de inrichting van de vistuigen die ze voor de kreeftenvisserij inzetten. Andere factoren die de keuzes beïnvloeden zijn het getij, stroming, diepte, bodemsoort, tijd, het weer, afstand tot de wal en het voorkomen van predatie. 

Er is dan ook niet één standaardtype voor de fuiken, kubben en korven die gebruikt worden. Uit de enquête komt naar voren dat fuiken en kubben de meest populaire vistuigen zijn, gevolgd door korven of kooien. Het minst gebruikte tuig is warrelnet (staand want). Warrelnet wordt vanwege de beperkte selectiviteit als een minder duurzame methode voor kreeft gezien. 

Vooral de kleinere bedrijven zetten niet het maximale aantal vistuigen uit waar ze op grond van hun vergunning recht op hebben. Dit is vooral om het werk behapbaar te houden en de visserijdruk in hun eigen visgebied te beheersen. Voor de vissers die geen vast visvak hebben is het ook een kwestie dat er gewoon niet genoeg kreeftengrond is.

Hoe hebben de vangsten van kreeften in de verschillende visgronden zich de afgelopen jaren ontwikkeld?

Gedurende het kreeftenseizoen fluctueert de (samenstelling van) kreeftenvangst, waarbij visserijdruk en de watertemperatuur de belangrijkste verklaringen zijn. Ook heerst onder de vissers het sentiment dat de visserijdruk op kreeft toegenomen is met de heruitgifte van de vergunningen aan het begin van deze eeuw. Op basis van de bestaande historische gegevens over aanlandingen blijkt dat het beeld van de vissers dat het bestand zich in de eerste 15 jaar van deze eeuw positief ontwikkelde en dat er sinds het begin van deze eeuw een verhoogde visserij-inspanning is zeker reëel te zijn. De gegevens die we nu hebben zijn echter te beperkt om dit toetsen. 

Uit de interviews kwam naar voren dat de vangsten het laatste decennium achteruit zijn gegaan, hoewel er volgens de gegevens uit de enquête in 2022 ‘meer’ werd gevangen dan in 2021. De enquête toonde ook aan dat de top 5 bijvangstsoorten op dit moment de Noordzeekrab, strandkrab, brachyura (ongedetermineerde krabsoorten), paling en de inktvissoort sepia officinalis zijn.

De (samenstelling van) vangsten kan enorm verschillen, afhankelijk van de locatie. Op goede leefgebieden (zoals die met oesters en bessenwier) wordt er meer gevangen dan op plekken waar verzanding plaatsvindt. Ook kan er binnen eenzelfde gebied nog veel variatie zijn tussen, en binnen, vaste vakken of loterijgronden. Uit de resultaten van de enquête bleek dat de vissers over het algemeen het sentiment hadden dat de vangsten op de vaste vakken in 2022 beter was dan in 2021. 

Een opvallend resultaat uit de interviews is verder dat er een verandering bij de zaadkreeften wordt waargenomen: bevruchte ondermaatse vrouwtjes worden steeds vaker gevangen, evenals zaaddragende kreeften met veel minder eitjes dan gebruikelijk.

Welke mogelijke oorzaken liggen ten grondslag aan eventuele veranderingen in de vangsten?

De vissers benoemden menselijke en niet-menselijke (natuurlijke) factoren als mogelijke oorzaken voor de veranderingen in vangsten. Natuurlijke oorzaken zijn volgens de vissers: een hogere zeewatertemperatuur, algenbloei, predatie (groeiende zeehondenpopulatie; kreeften onderling), voedselcompetitie (toenemende Noordzeekrab-populatie, haaien, roggen, inktvis) en ruimtelijke competitie (habitatverslechtering door brokkelsterren), ziektes en habitat achteruitgang (vervlakking en verzanding). Menselijke activiteiten, zoals de kreeftenvisserij en andere visserijvormen, illegale activiteiten en stroperij, zijn een oorzaak van de verandering in vangst. Ook habitatverlies, zoals het dichtslibben van gestorte staalslakken waardoor de schuilplekken afnemen, werd benoemd.

Welke beheermaatregelen zouden volgens de vissers praktisch uitvoerbaar en effectief zijn om het kreeftenbestand gezond te houden?

De meeste vissers vonden de wettelijke (technische) beheersmaatregelen voldoende, maar de hoeveel vissers/vergunningen en de visserijdruk wordt als te hoog ervaren. Men is positief over de introductie van de loterij voor de vangstlocaties in de vrije gronden in plaats van de ‘kreeftenrace’ omdat het als eerlijker en overzichtelijker wordt ervaren, met meer rust. De controle en handhaving rond stroperij, de vernielingen van vistuigen door recreanten en het naleven van het visserijbeheer door vissers zelf, wordt echter als onvoldoende ervaren. 

De onderzoekers hadden de vissers tijdens de interviews gevraagd hoe het visserijbeheer verbeterd zou kunnen worden. Hier zijn tien suggesties uitgekomen: 

(1) volledig overschakelen naar vaste vakken; 

(2) tijdsperiode loterijlijnen uitbreiden; 

(3) vermindering aantal vistuigen; 

(4) minimummaat carapax verhogen; 

(5) vergunningen gezamenlijk opkopen;

(6) leefgebied creëren; 

(7) uitzet van jonge ‘hatchery’ kreeft; 

(8) een zogenaamd ‘V-notch’-programma opzetten, zoals in de VS, Engeland en Ierland gebeurt (zaadkreeften krijgen een knip in de staart; het is vervolgens verboden om kreeft met een v-knipje aan te landen of te verkopen); 

(9) verbod op kreeften-bijvangst in de garnalenvisserij; en 

(10) controle en handhaving verbeteren: samenwerking en traceerbaarheid. 

Wat nu?

Nu op een systematische wijze onderzoek is gedaan naar de ervaringskennis van vissers is er een beter beeld ontstaan over de Oosterscheldekreeft, het kreeftenbestand en het beheer. De resultaten uit de interviews en enquêtes kunnen ook gebruikt worden als praktijkvalidatie van voorlopige uitkomsten van modellen die worden ontwikkeld. 

Een voorbeeld is het groeimodel dat binnen een ander onderdeel van het project is ontwikkeld. De ervaringskennis van de vissers bevestigde een wat onzekere modeluitkomst dat kreeften vooral bij een temperatuur van 12-15 graden gaan verschalen. Ook kan de kennis uit de jaarlijkse enquête in de toekomst worden gebruikt om de uitkomsten van het lopende vangstonderzoek met de CatchCam te vergelijken. 

Het onderzoek heeft geleid tot een aantal suggesties voor vervolgstappen voor de vissers zelf, de OWV en de overheid: 

(1) Ga door met de jaarlijkse enquête over de ontwikkeling van de vangsten. Alleen door systematisch gegevens te verzamelen kan een goed beeld van de bestandschatting en de bestandsontwikkelingen boven water komen. 

(2) Zet in op monitoring van de ontwikkeling van de exotische Canadese kreeft. Deze kreeft zou mogelijk kunnen paren met Oosterscheldekreeft, waardoor hybride kreeften kunnen ontstaan. Parasieten of ziektes kunnen met de Canadese kreeft meegebracht geworden die een gevaar kunnen vormen voor de inheemse populatie. Ook zou deze kreeft in de toekomst mogelijk kunnen leiden tot verdringing van de Oosterscheldekreeft. 

(3) Zet in op de monitoring van de ontwikkeling van de zaadkreeften. Vissers hebben aangekaart dat ze veranderingen in lengte en aantal eitjes observeren. 

(4) Ga de zorgen van kreeftenvissers na en onderzoek of carbonatatie bij staalslakken inderdaad optreedt en tot verlies in leefgebied leidt. 

(5) Vissers die zijn geïnterviewd hebben suggesties gedaan om het visserijbeheer te verbeteren. Bespreek deze in een grotere groep om zo de (aangepaste) ideeën die breed gedragen worden op te volgen. 

(6) Vissers hadden de kans om ook hun eigen vragen te stellen over kreeften en het bestand. Beoordeel deze vragen en neem ze eventueel mee in vervolgonderzoek. 

(7) Verbind de verzamelde ervaringskennis van vissers verder aan vervolgonderzoek naar de ontwikkelingen in het Oosterschelde kreeftenbestand zodat er meer naar het geheel wordt gekeken in plaats van losse onderdelen. 

Het LobStAR-project is succesvol afgerond na een slotbijeenkomst op 10 oktober in Yerseke. WMR wil de kreeftenvissers die hebben meegewerkt aan dit onderzoek van harte bedanken, evenals de samenwerking met Ida Sinke en Frank Mous van de OWV. Zonder deze fijne mede- en samenwerking had de studie niet tot stand kunnen komen, en hadden we veel minder inzicht gehad in de biologie van de kreeft en ontwikkelingen in het kreeftenbestand. 

Het uitgebreide rapport over de ervaringskennis van de vissers kan worden gedownload op de webpagina van het project (onderin, onder Publicaties). Scan hiervoor de QR-code. Ook alle andere rapporten uit het LobStAR-project zijn daar te vinden.

Meer info?

Xanthe Verschuur, Nathalie Steins, Jasper Bleijenberg

Email: 

xanthe.verschuur@wur.nl 

www.wur.nl/nl/project/lobstar-bestandsschatting-en-beheer-oosterscheldekreeft.htm

H Ook tijdens waarnemersreizen aan boord werd veel praktijkkennis van vissers overgedragen op onderzoekers. Op de foto visser Jan van Stee (links) en Jildou Schotanus (WMR) tijdens een merkjesreis.
H Kaartje van goede leefgebieden voor kreeften op basis van interviews in 2022 en een kaart uit 1921 van Havinga met goede leefgebieden. Van de door vissers aangemerkte ‘goede leefgebieden’ zijn gebieden die als ‘vertrouwelijk’ werden benoemd, niet ingetekend in deze kaart.
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding