Afbeelding
Pieke Molenaar

Bestandschatting tong onder de loep

Algemeen

IJMUIDEN – Wat kan er aan de hand zijn met Noordzeetong? Of met het door de wetenschap gebruikte model voor de bestandsschattingen? De wetenschap zegt zelf in het duister te tasten, en vraagt vissers hen te willen helpen om de puzzel op te lossen. Het model is cruciaal voor het vangstadvies.

Grote onzekerheid dit jaar bij de toestandsbeoordeling voor Noordzeetong, nota bene een van de best onderzochte vissoorten en van levensbelang voor het voortbestaan van de overgebleven kottervloot. Afgelopen jaren leek het redelijk tot goed te gaan met het tongbestand, zeker nadat onderzoekers in 2019 een supersterke jaarklas zagen aankomen en een herzien vangstadvies van +40 procent publiceerden. De afgelopen jaren volgden steeds neerwaartse bijstellingen en in het jongste advies van ICES is nu opeens te zien dat het tongbestand al bijna een kwart eeuw gevaarlijk laag rond het veilig geacht biologisch minimum zou schommelen. ,,Zijn we te optimistisch geweest de afgelopen jaren?’’, vraagt men zich bij Wageningen Marine Research af.

Onzekerheid leidt in de onderzoekswereld tot voorzichtigheid. In juni dit jaar gaf ICES een dramatisch vangstadvies voor Noordzeetong voor komend jaar af: -61 procent. Terwijl het tongquotum voor het jaar 2023 al met bijna 40 procent is gekort en vorig jaar en opzichte van 2021 met een kwart was afgeroomd. Overigens: deze maand is het tongadvies voor 2024 ietsjepietsje bijgesteld: naar -60 procent.

Emotie

Bijna twintig vissers gaven zaterdagmorgen gehoor aan de oproep van Wageningen Marine Research. Veel vissers zijn verbaasd en ook geëmotioneerd, omdat ze ervaren dat er ‘gegokt’ wordt. Hoe kan dit, terwijl de visserijdruk op tong zo drastisch is gedaald en nog nooit zo laag is geweest als nu? Ja, tongvangsten vallen tegen en het quotum wordt de laatste jaren bij lange na niet opgevist. Ook in de laatste jaren dat er gepulst mocht worden, werd nauwelijks tweederde van het beschikbare tongquotum opgevist. Maar als het huidige advies doorgezet wordt, dan is een serieus scenario dat de (boomkor)vloot straks voortijdig voor de kant moet. En dat na een ongekende sanering van vijftig platviskotters.

Volgend jaar staat er een evaluatie van het wetenschappelijk model bij ICES op het programma, een zogenoemde benchmark. Ter voorbereiding daarop vroeg Wageningen Marine Research zaterdag aan de vissers wat er zoal veranderd is in de visserijpraktijk én wat er veranderd is op de Noordzee wat van invloed zou kunnen zijn.

Open gesprek

Het werd een open gesprek, met de afspraak dat er niet gequote zou worden. Vlaamse (Jurgen Batsleer), Spaanse (Iago Mosqueira Sanchez) en Franse (Thomas Brunel) medewerkers van WMR gaven uitleg over respectievelijk de systematiek van bestandsschattingen, de toestandsbeoordeling van tong en als toetje het laatste ICES-advies over kabeljauw. Nathalie Steins leidde de discussie.

De natuurlijke sterfte van tong is in de jaren vijftig geschat en sindsdien in de gebruikte modellen gelijk gebleven. Klopt dat wel, vraagt men zich bij WMR zelf af? Een ander feitje: platvis groeit trager en wordt minder groot. Al eerder is dat bij schol vastgesteld, maar dat geldt ook voor tong. Tong van drie jaar weegt vandaag de dag gemiddeld niet meer dan 160 gram. Tong trekt vroeger vanaf de kustzone naar dieper water. Heeft dat te maken met voedseltekort en/of klimaatverandering?

Veranderingen

Genoemde veranderingen in de visserij zijn: pulsvisserij (opkomst en verbod), wijziging van vangstgebieden en dus andere spreiding, veel minder visserijdruk (vooral van bokkers, en daardoor ook minder data), lagere vissnelheid om brandstof te sparen, in verhouding meer flyshooters en wijzigingen in huurprijzen. Vissers pareerden vragen van de zijde van WMR of er onder economische druk misschien eerder gegrepen wordt naar verboden netvoorzieningen dan voorheen. Al zouden alle nog overgebleven bokkers met binnenzakken vissen, dan zou dat door de reductie van de vloot eerder minder impact moeten hebben op jonge vis, aldus vissers.

Veranderingen op zee worden heftig genoemd. De bewijzen stapelen zich op dat de uitrol van windparken invloed heeft op het leven in zee, en WMR doet hier ook onderzoek naar. Vissers wezen vooral op de voor hen overduidelijke gevolgen van stroomkabels in zee, die als het ware een barrières voor vis vormen. Stroming, geluid en een veranderende luchtdruk hebben consequenties. Schoner water met minder nutriënten (fosfaten) en dus minder voedsel in zee heeft logischerwijs ook gevolgen voor de vis.

Offshore

WMR gaat de windparken zeker agenderen. Nu worden voor elk park apart milieueffectrapportages geschreven en vergunningen verstrekt. Maar het gaat Wageningen Marine Research om de cumulatieve impact van de gezamenlijke windparken op zee. ,,Als het voorzorgsprincipe serieus gehanteerd zou worden zou er op grond van de Europese Kaderrichtlijn Marien en de resultaten van het laatste Quality Status-rapport van OSPAR geen windmolen meer gebouwd worden’’, voegde Steins toe. Ook ICES is druk bezig met het opzetten van een beoordelingskader voor offshorewind op ecosystemen en de visserij.

Niet alleen vissers zaten zaterdag in de vergaderzaal van WMR. Ook een Texelaar werkzaam in de offshore wilde zijn zegje graag doen. Hij sprak vanuit eigen ervaring de vrees uit dat offshore-activiteiten invloed hebben op de visbestanden. Seismisch werd heel intens genoemd. Daarnaast werd gesproken over heiwerkzaamheden, chemicaliën die vrijkomen, het ingraven en afdekken van leidingen, kabels onder hoogspanning, elektromagnetische wekvelden, gebruik van bentoniet, radioactief materiaal op boortorens, koper-aluminium en antifouling op windmolens. Hevig geschrokken vissers hoorden het aan.

H WMR haalt praktijkinformatie op bij vissers om meer grip te krijgen op de toestandsbeoordeling van de tong.