H Cees Post met zijn drie zoons die ook visserman willen worden. Van links naar rechts: Daniël, Cees, Louwe en Chris.
H Cees Post met zijn drie zoons die ook visserman willen worden. Van links naar rechts: Daniël, Cees, Louwe en Chris. Cees Post

‘Nu begreep ik waarom mijn vader zo trots was op dit schip’

Algemeen

URK - ,,In mijn herinnering had ik de foto van mijn vader met zijn grote handen om dat stuurrad van de UK 176, en toen ik zelf dat stuurrad in handen had begreep ik pas waarom mijn vader zo trots was op dit schip”, zo blikt Cees Post van de UK 176 terug op het weerzien met dit schip. Het ligt in een kreek in het kleine Schotse plaatsje Palnackie aan de zuidwestkust. Met daarachter de UK 167 die ooit van Klaas Kramer was.

Een klusjesman had jaren geleden de schepen opgekocht, met de bedoeling om ze weer op te knappen. ,,Waarschijnlijk was hij tot de conclusie gekomen dat het onbegonnen werk was, want ik zie die schepen nooit meer in de vaart komen. Er was wel wat aan gedaan, maar nu lagen ze er verwaarloosd bij. En ze zijn ook echt af, en niet te vergelijken met de prachtige schepen die nu naar de sloopbedrijven gaan”, aldus Cees.

Dit jaar waren Cees en Tineke 25 jaar getrouwd en besloten met de kinderen een reisje te maken. ,,We hebben de kinderen nu allemaal nog thuis en het was volgens ons de laatste kans om dat te doen. Met de kotterbus naar Dieppe, daar pasten we allemaal net in, en vandaar met de boot over en met de bus langs de westkust naar boven. Daarna dwars over naar Newcastle en van daaruit met de boot terug. Onderweg deden we prachtige haventjes aan, zoals Brixham, waar we heel wat voormalige Nederlandse schepen tegenkwamen. Ze zijn daar gek op de middenslag schepen uit Nederland, omdat ze daarmee de visserij op Sint-jakobsschelpen mogen bedrijven met korven. Ze verdienen daar goed de kost mee, al constateer ik ook daar wel een bemanningsprobleem”, vertelt Cees, die uit de gesprekken met zijn collegavissers wel kon opmaken dat ze goed op de hoogte waren van de negatieve spiraal waarin de Nederlandse visserij zich bevindt.

In Noord Wales werd nog het National Park Snowdonia bezocht. ,,Prachtig, maar ik word af en toe nog wel eens wakker van die duizelingwekkende diepten en smalle weggetjes. Geef mij maar brede, vlakke wegen.”

Toen het gezelschap in de buurt van Palnackie kwam, zag Cees zijn kans schoon om te kijken of hun schip daar nog lag. ,,Ik had al eens gehoord dat hij daar zou liggen, maar dacht eigenlijk dat het schip inmiddels al gesloopt was. Vrouw en dochter gingen winkelen en ik met de jongens op pad naar het kleine Schotse haventje. En tot onze verbazing lag onze kotter daar nog steeds, met daarachter de UK 167, het vroegere schip van mijn schoonvader. Daar was wel het een en ander aan gebeurd, maar een brand had van het interieur niet veel overgelaten. De vriendelijke eigenaar leidde ons meteen rond op onze voormalige UK 176 en dat was voor mij één brok nostalgie en herkenning. De kombuis en de stuurhut praatten tegen me. Binnen in het schip herinnerde de geur me zelfs nog aan mijn zeeziekte die ik had toen ik als jongetje een weekje met mijn vader meeging”, lacht  Cees, die zelf nooit met het schip gevist heeft. ,,Voor mij was het een vakantieschip waarmee we iedere zomer met de familie op pad gingen. We kwamen vaak op Terschelling, maar we hebben ook heel wat havens rond het IJsselmeer bezocht. Ik weet nog dat we vast kwamen te zitten in de haven van Makkum. Het leuke was dat ik op het schip nog een sticker zag die herinnerde aan een bezoek aan Hoorn en Medemblik. Het was allemaal rommelig op het schip, maar er was niet veel veranderd aan het interieur. Het riep heel wat herinneringen op, en het was ook wel even emotioneel toen ik het stuurrad in handen had. Ik voelde zeewaardigheid van dit schip dat de familie ooit had gebouwd met de gedachte dat dit een schip voor het leven was.”

Cees had een geweldige band met zijn vader Louw, die in 2020 is overleden. ,,Ik mis hem nog dagelijks en dat maakte het bezoek aan het schip ook bijzonder. Samen met zijn broer Tromp lieten ze het schip in 1968 bouwen bij Van Goor in Monnickendam. Het was naar aanleiding van het vergaan van de UK 223 in februari 1967 bij een noordwesterstorm, waarbij de vijf bemanningsleden omkwamen. Mijn vader voer toen een half uur voor dit schip in het Molengat en kreeg ook een klap water. Voor hen was toen wel duidelijk dat ze een zeewaardiger schip moesten hebben. Het werd een nieuwe UK 176 van 26,74 meter lang, een holte van 2,84 meter en een breedte van 7,04 meter. Uitzonderlijk breed voor die tijd en een extra grote kombuis, want hij wilde dat alle bemanningsleden erin konden. Hij wilde met z’n allen aan tafel kunnen zitten. Een bijzonder zeewaardig schip voor die tijd, dat voorzien werd van een 660 pk sterke Stork, 8 cilinders en een verbruik van 95 liter per uur. Met een snelheid van 11 zeemijl was het toen een van de snelste schepen. Mijn vader en zijn broer hadden het idee dat ze een schip voor het leven hadden gebouwd, maar al na drie jaar waren ze ingehaald in de pk-race die toen in gang was gezet”, blikt Cees terug op die tijd.

Hij heeft nog altijd bewondering en waardering voor zijn vader dat deze nooit meer wilde dan zijn brood verdienen. ,,Eind jaren zeventig moest hij wel meegaan, al was dat niet van harte. Niet groter en zwaarder, maar zijn opzet was om de UK 176 te moderniseren. Hij had een koppeling gekocht, een lier van Ridderinkhof, stroomkasten van Piet Brouwer en in de oude uienfabriek stond een Brons-motor van 1.000 pk opgeslagen. Toen hij de verbouwing wilde laten uitvoeren bleek pas dat hij technisch niet goed was voorgelicht. Het schip lag te ondiep om die kracht te kunnen overbrengen. De ingekochte spullen werden haast weggegeven en de Brons-motor kwam in een kustvaarder. Met pijn in het hard moest mijn vader afstand doen van zijn schip en het werd verkocht aan Saltire Seafoods in Engeland om te gaan vissen als P-845. Het schip hield wel de naam ‘Verwachting’.”

Cees weet zich nog goed te herinneren hoe het nog bijna mis ging op het IJsselmeer toen het schip weggebracht werd. ,,Mijn vader was machinist en heel zuinig op zijn motor. Onderweg kregen we een warmloper en draaide de motor bijna in elkaar. We hebben dat eerst moeten verhelpen voordat het schip naar Engeland kon.”

Een nieuwe UK 176

Als vervanging werd de SL 2 aangekocht van Van Dam, waarmee Cees nog altijd vist. Het schip is 34 meter lang, 7,54 meter breed en een geladen diepgang van 4 meter. Het schip werd in 1975 in de vaart genomen als GO 26, gebouwd bij Hakvoort in Monnickendam voor Redert en Tanis. Bijzonder is dat in het schip nog steeds de motor staat die hier bij de bouw in is geplaatst: Industrie 6D&HDN, 1.000 pk, 6 cilinder met 410 omwentelingen per minuut. ,,Die fabriek is failliet gegaan omdat de motoren te goed waren”, concludeert Cees, die de motor op 900 pk heeft afgesteld. ,,Net als mijn vader en mijn oom Jacob (UK 177) ben ik ervan overtuigd dat je met dit vermogen ook je brood kunt verdienen. Mijn vader viste gewoon tot vrijdag, dan kon de natuur weer herstellen, en maandag weer naar zee. Rust en regelmaat, daar is het in de schepping mee begonnen. We hebben een paar prachtige jaren gehad met de pulsvisserij, maar ook daar moest het steeds maar meer en meer. Net even zwaarder, net wat langer vissen. Het kwaad zat niet in de puls, maar in de mens. De visserman blijkt toch tegen zichzelf beschermd te moeten worden.”

Cees ziet nog wel perspectief voor de visserij met de UK 176. ,,We vissen nu met de boomkor met lichte tuigen en netten om ze weinig mogelijk brandstof te verbruiken. We zoeken zoveel mogelijk plekken om alleen te kunnen vissen, want als we naast een grote liggen met veel pk’s en zware netten, dan vangen wij niks meer. Dat is altijd al zo geweest. Het wordt echter steeds lastiger om die plekken te vinden, want de visserij concentreert zich steeds meer door afnemend visgebied en de Doggervloot die op schol vist heb je nu niet meer. Het is nu met z’n allen op een tongetje vissen. Ik hoop dat we het nog lang volhouden, want ook drie van mijn jongens willen de visserij in.”

Het stuurrad van de oude UK 176 mochten ze meenemen. ,,Ik ga dit ook niet opknappen, maar het staat in de kamer zoals we het aantroffen. Een herinnering aan een prachtig schip, een herinnering aan een geweldige vader die zich niet liet voortslepen in de race naar meer en meer.”

H Louwe Jacob Post jr. in de stuurhut van de voormalige UK 176.
H Louwe Jacob Post sr. met zijn grote handen aan het stuurrad.
H De voormalige UK 176 met daarachter de UK 167. Bij laag water komen de schepen droog te staan.
H Het interieur van de UK 176 zoals het ooit was.
H Gerrit de Boer in de stuurhut van de UK 176.
H Cees mocht het stuurrad meenemen als een dierbare herinnering.