Afbeelding
Visserijnieuws

TTX-raadsel opgelost, maar een nieuwe puzzel rond mosselsterfte

Algemeen

YERSEKE - In het Regiocentrum Yerseke van Wageningen Marine Research werken onderzoekers en de schelpdier- en visserijsector actief samen aan kennis en innovaties voor duurzaam gebruik van de Delta, kustwateren en de zee: kennis van en voor de regio Zeeland. Hierover is een convenant gesloten tussen wetenschap, bedrijfsleven, en regionale publieke organisaties. Het werk beslaat een scala aan onderwerpen, zoals het verbeteren van het kweekrendement van mosselen, off-bottom kweek van oesters, schelpdiersurveys, duurzaam beheer van de kreeftenvisserij, en effecten van kustverdediging op natuurwaarden en (schelpdier)visserij. Deze column zet regelmatig een activiteit van het Regiocentrum in de schijnwerpers. Deze keer is dat de studieochtend voor mosselkwekers over TTX (Tetrodotoxine) en mosselsterfte.

Ongeveer veertig deelnemers bezochten vrijdag 3 maart de studieochtend mosselkweek, waaronder 24 kwekers, vertegenwoordigers uit de sector, de mosselveiling, visserijkundig ambtenaren en onderzoekers. De twee presentaties leidden tot veel vragen en een dynamische discussie uit de zaal. Hieronder volgt een samenvatting.

TTX-raadsel opgelost

Marnix Poelman (Wageningen Marine Research) gaf een update over het onderzoek naar tetrodotoxine (TTX). Het belangrijkste nieuws is dat de bron van TTX in beeld is. Het meest aannemelijk is dat TTX komt van larven van de Japanse snoerworm (Cephalotrix simula).

We hebben twee soorten Cephalotrix snoerwormen in Nederland. Deze wormen lijken heel erg op elkaar en zijn maximaal 20 cm lang en 2 mm dik. Ze leven op de bodem tussen schelpkokerwormen en andere wormen, en rond mossels en oesters. De inheemse (gewone snoerworm) is niet giftig. De uitheemse, de Japanse, is giftig.

Als je als mens één Japanse snoerworm zou eten krijg je al een dosis binnen die kans op overlijden geeft. Het ophopen van TTX in schelpdieren lijkt via de larven van de snoerworm te gaan. De larven (circa 1 mm groot) worden door de mossel en oesters via filtratie opgenomen en veroorzaken een ophoping van TTX in het schelpdier. Het heeft geen zin om TTX te laten verdwijnen door het koken van mosselen. Wel is het gif oplosbaar in water, dat wil zeggen dat mosselen en oesters zichzelf schoon kunnen filteren. De wormpjes die kwekers soms in de mosselen vinden zijn waarschijnlijk geen snoerwormen en brengen geen risico’s met zich mee.

De Japanse snoerworm is voor het eerst in 2015 geïdentificeerd (in 2012 gevonden), maar het kan zijn dat hij al langer in Nederland was. Hoe hij hier is gekomen is niet bekend, mogelijk via ballastwater of via oesterimporten vanuit andere landen. Er zijn geen bestandsopnamen van de wormen.

Wel weten we dat de Japanse snoerworm relatief weinig voorkomt in Nederland. De hoeveelheden larven in de waterkolom zijn beperkt, en daarom duurde het ook zo lang voordat de bron van TTX gevonden kon worden.

Ten oosten van de Zeelandbrug en met name in de Kom van de Oosterschelde lijkt er meer TTX-vorming voor te komen dan elders in het gebied. Dit is ook het geval voor de Grevelingen. Het is lastig te zeggen of de wormen en larven zich verspreiden. In de Kom en Gevelingen is weinig wateruitwisseling en dynamiek. In deze gebieden met weinig menging zou je dus lokaal hele grote concentraties kunnen hebben. Dit biedt aanknopingspunten om de monitoring op aan te passen. Voordat we dit kunnen doen moet zeker voor de Grevelingen de ruimtelijke variatie nog beter onderzocht worden.

Het is nog niet mogelijk geweest om de dynamiek van wormen en larvenproductie goed in kaart te brengen. Dat komt omdat de larven in lage concentraties voorkomen. Het heeft veel moeite gekost om te achterhalen waar ze zitten en wanneer ze ergens zijn. In het lab is het nog niet gelukt om deze snoerworm te laten voortplanten.

Het onderzoeksteam is bezig met een wetenschappelijke publicatie over de bron van TTX. De snoerworm werd eerder in een Japanse publicatie als bron van TTX aangewezen. De Japanse onderzoekers vermoedden al dat in Nederland hetzelfde speelde. Dit is nu bevestigd. Andere oorzaken zijn eigenlijk uitgesloten.

Daarna is een doorkijkje genomen naar indicaties voor mogelijke veranderingen voor voedselveiligheid (toxine en algen) in de toekomst. Door veranderingen in de Noordzee (bijvoorbeeld door nutriëntenaanvoer of watertemperatuur) zien we de afgelopen decennia een grotere aanwezigheid en een langere bloei van diatomeeën (kiezelwieren). Ook zien we dat er allerlei patronen in copepoden (eenoogkreeftjes of roeipootkreeftjes) veranderen (toenamen en afnamen). Dit zijn aanwijzingen dat het systeem aan het veranderen is.

Dit zou kunnen betekenen dat het risico op pathogenen (bijvoorbeeld vibrio, noro-virus) en toxines (ook andere dan TTX) ook verandert (zowel toename als afname van soorten). Daarom wordt er nu gewerkt aan methodes om dit snel te herkennen, zodat kwekers en handelaren vooraf maatregelen kunnen nemen. Een van die methodes is het ontwikkelen van sneltesten, vergelijkbaar met een coronatest. Daar wordt nu met de schelpdierhandel aan gewerkt.

Mosselsterfte: een ingewikkelde puzzel 

Marc Engelsma gaf een presentatie over het onderzoek naar de mosselsterfte. Hij werkt bij Wageningen Bioveterinary Research (WBVR). Dit is het referentielaboratorium voor dierziekten in Nederland waar ook monitoring van schelpdieren wordt uitgevoerd op het gebied van schelpdierziekten.

De afgelopen jaren is er een aantal grote mosselsterftes gerapporteerd. Hiervan zijn monsters genomen en de analyse liet zien dat er ontstekingshaarden (granuloma’s) te vinden waren. Granuloma’s zijn clusters van afweercellen van de mossel. Ze worden waarschijnlijk veroorzaakt door een reactie op omgevingsfactoren of stress. Denk bijvoorbeeld aan stress door voedselgebrek, leven in hoge dichtheden, ziekteverwekkers, watervervuiling en invasieve soorten. WBVR heeft daarnaast ook mosselmonsters zonder sterfte vanuit de monitoring onderzocht. Hieruit komt geen duidelijk verband tussen de granuloma’s en sterfte naar voren. Granuloma’s zijn geen oorzaak van mosselsterfte maar een symptoom. Maar wat veroorzaakt dan die ontstekingshaarden?

Een van de mogelijkheden is dat de ontstekingshaarden veroorzaakt worden door de bacterie Francisella halioticida, een ziekteverwekker bij schelpdieren die geen enkel gevaar vormt voor de mens. De aanwezigheid van deze bacterie is tijdens een sterftepiek aangetoond in mosselen. Echter, de bacterie komt behalve op plekken waar sterfte is ook voor op plekken waar geen sterfte is. Dit maakt het lastig om te bepalen wat de rol is van deze bacterie in de mosselsterfte.

In het onderzoek wordt veel kennis uitgewisseld met Frankrijk, waar ook vergelijkbare mosselsterftes plaatsvinden. Ook in het Europese netwerk van referentielaboratoria wordt dit onderwerp besproken. In Frankrijk worden nu in het laboratorium infectieproeven uitgevoerd met verschillende stammen van de bacterie. Stammen lijken namelijk te verschillen in de mate waarin ze sterfte kunnen veroorzaken in mosselen.

Het onderzoek heeft ook naar andere ziekteverwekkers zoals Vibrio-bacteriën gekeken, maar kon geen aanwijzingen vinden dat dit speelt. Het meest waarschijnlijk is dat het een opeenstapeling van factoren is geweest die de mosselsterfte heeft veroorzaakt.

In de discussie na de presentatie kwam naar voren dat er ook nog veel zaken onduidelijk zijn. De periode rond de voortplanting van mosselen zorgt voor veel stress en zou voor een grotere vatbaarheid voor bacteriën kunnen zorgen en dus een hogere sterfte rond die tijd.

Het is nog niet duidelijk of bij sterfte op een locatie de sterfte zich verspreid naar de omringende percelen. Met ander woorden: is het besmettelijk?

WBVR en WMR zijn gestart met een onderzoek waarin ze gaan kijken naar verschillende kweekomstandigheden en mogelijkheden om op die manier de sterfte te kunnen beheersen. In dit project wordt ook de kennis van kwekers betrokken.

Nathalie Steins

Meer info:

TTX: 

marnix.poelman@wur.nl

Mosselsterfte: 

marc.engelsma@wur.nl 

TTX is een giftige stof die in bepaalde periode in schelpdieren voorkomt. De stof is bekend van de Japanse kogelvis. Zelfs bij kleine gehaltes TTX kan een mens ziek worden en in het ergste geval overlijden. Vanuit voedselveiligheid wordt daarom streng gemonitord en gebieden gesloten als TTX voorkomt. Het onderzoek naar TTX richt zich op het vinden van de bron en het kijken of we het voorkomen van TTX kunnen voorspellen, zodat kwekers en handelaren vooraf maatregelen kunnen nemen.

Afbeelding
Afbeelding