Afbeelding
Visserijnieuws

Broedhuis voor platte oesters:hoe werkt dat?

Algemeen

YERSEKE - In het Regiocentrum Yerseke van Wageningen Marine Research werken onderzoekers en de schelpdier- en visserijsector actief samen aan kennis en innovaties voor duurzaam gebruik van de Delta, kustwateren en de zee: kennis van en voor de regio Zeeland. Hierover is een convenant gesloten tussen wetenschap, bedrijfsleven, en regionale publieke organisaties. Het werk beslaat een scala aan onderwerpen, zoals het verbeteren van het kweekrendement van mosselen, off-bottom kweek van oesters, schelpdiersurveys, en effecten van kustverdediging op natuurwaarden en (schelpdier)visserij. Deze column zet een activiteit van het Regiocentrum in de schijnwerpers. Deze keer is dat de productie van platte oesterbroed in een hatchery (broedhuis).

De platte oester (Ostrea edulis) was een algemeen voorkomende soort in de Noordzee, Zuiderzee en Zeeuwse estuaria tot het einde van de 19de eeuw. Daarna zorgden te intensieve visserij, een tekort aan broedval en ziektes ervoor dat de platte oesterpopulatie in de Noordzee snel verminderde. Vanaf het begin van de 20e eeuw werden oesters nog maar sporadisch aangetroffen. 

Tegenwoordig wordt er actief gewerkt aan het herstel van de platte oester in de Noordzee. Deze herstelprojecten worden ingegeven door verschillende redenen. Een belangrijke reden is vorming van riffen in de Noordzee. Riffen zijn belangrijk voor het functioneren van veel mariene systemen wereldwijd. De soorten die deze riffen bouwen creëren een stabiel substraat in zanderige milieus en leveren belangrijke ecosysteemdiensten zoals verbetering van de biodiversiteit, een leefgebied voor soorten die voor de visserij belangrijk zijn, kustbescherming en regulering van waterkwaliteit. Op de Nederlandse Noordzeebodem werden deze riffen vroeger meestal gevormd en gedomineerd door platte oesters. 

De herstelprojecten van oesters in de Noordzee zijn afhankelijk van aanvoer van uitheemse platte oesters. Momenteel proberen we in dit project oesterbanken op te starten met oesters die zijn opgevist op natuurlijke banken, of afkomstig zijn van kweekpercelen of worden geproduceerd met behulp van invangsystemen in de vrije natuur. 

Ook plat oesterzaad dat in broedhuizen geproduceerd is wordt gezien als een alternatieve bron voor herstel. Het is echter voor de broedhuizen een grote uitdaging om methoden en technieken te ontwikkelen om zaad van hoge kwaliteit te verkrijgen zijn. Zo ontbreken nog betrouwbare methoden voor de selectie van oesters die aangepast zijn aan het juiste milieu, ziektebestendige stammen en goede kweekmethoden voor larven.

Voortplantingscyclus van de platte oester

De platte oester is hermafrodiet, en kan tijdens één seizoen tweemaal van geslacht veranderen. Over het algemeen beginnen platte oesters als mannetjes en worden ze vrouwtjes naarmate ze ouder worden. De zaadcellen worden via de uitademingssifon uitgescheiden. De eitjes (tussen half miljoen en één miljoen per paaitijd) blijven in de mantelholte van het vrouwtje, waar ze worden bevrucht en zich in een periode van één tot twee weken ontwikkelen tot larven met twee schelpen. Wanneer de larven vrijkomen is hun schelp 0,2 mm lang. Gedurende de larvale fase neemt de lengte toe tot 0,3 mm. De metamorfose van zwemmende larven tot broed hangt af van de temperatuur en van de beschikbaarheid van voedsel voor de larven. Vestiging vindt plaats wanneer een geschikt substraat gevonden wordt.

Hoe werkt een broedhuis voor platte oesters?

Een broedhuis, ook hatchery genoemd, is een mengeling van een laboratorium en een kwekerij, waar een gecontroleerde omgeving wordt gecreëerd voor het paaien van de ouderdieren, uitbroeden en verzorgen van de larven en het broed (oesterzaad). 

Broedhuizen zijn bedoeld als een continue, voorspelbare bron van broed. De dieren blijven in het broedhuis totdat zij groot genoeg zijn om in het wild te worden uitgezet als onderdeel van herstelprogramma’s of om de natuurlijke populaties van commerciële en ecologisch belang soorten aan te vullen.

De eerste stap in het broedproces is het verzamelen en selecteren van de ouderdieren (broedstock). Om er zeker van te zijn dat de Bonamia sp. parasiet niet aanwezig is, wordt er een screening uitgevoerd om alleen oesters te houden die vrij van deze parasiet zijn. Deze parasiet is namelijk verantwoordelijk voor hoge sterfte onder platte oesters. De oesters worden voor deze screening verdoofd, wat zorgt dat de sluitspier ontspant en dat de oesters open blijven. Dan wordt een stukje van de kieuwen weggenomen om de aan- of afwezigheid van de parasiet te analyseren. Bonamia-vrije oesters worden naar het broedhuis gebracht en in bakken met stromend gefiltreerd zeewater gezet. In deze bakken vindt een van de belangrijkste stappen in de broedhuisproductie plaats, namelijk het conditioneren. 

Conditioneren betekent dat de ontwikkeling van de voortplantingsorganen wordt versneld. Op die manier kunnen het hele jaar gezonde larven geproduceerd worden. De conditionering van de platte oester broedstock gebeurt door verschillende externe factoren te manipuleren, zoals temperatuur, voedselaanbod (dieet, voedselratio, enz.), en fotoperiode (periode met en zonder licht). Ouderdieren worden in aantallen van ongeveer 10-20 dieren in de bakken gezet. Door de watertemperatuur geleidelijk te verhogen en een microalgendieet te geven voor een periode van ongeveer vier tot zes weken wordt de broedstock paairijp. 

Op het moment dat de oesters paairijp zijn worden de zaadcellen in het kweekwater losgelaten en bereiken ze zo de oesters met eicellen (de vrouwtjes). Bevruchting vindt dan plaats binnen de vrouwtjes en de larven blijven ongeveer twee weken in de mantelholte van de moeder. Het vrijkomen van larven wordt vastgesteld door de uitstroom van de bakken over een zeef te leiden die dagelijks wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van larven. 

Een van de basisonderdelen van een broedhuis is de algenkweek. Hier worden verschillende algensoorten met hoge voedingswaarde voor schelpdieren gekweekt onder de best mogelijk omstandigheden (nutriënten-verhouding, fotoperiode en temperatuur). 

Tijdens de larvale fase worden de larven in doorstroomsystemen gekweekt en gevoed met levende microalgen. De larvale fase in het broedhuis kan ten opzichte van diezelfde fase in de natuur iets korter zijn, tussen de tien en veertien dagen. Dit wordt beïnvloed door onder andere een constante temperatuur en het voedselaanbod. 

In de vroege stadia van het kweekproces vormt besmetting door ziekteverwekkende bacteriën, zoals vibriose, een belangrijke belemmering voor de larvale ontwikkeling. Deze bacteriën kunnen leiden tot hoge sterftecijfers en snel verlies van productiegroepen. Larven zijn gevoeliger voor vibriose dan volwassen dieren, aangezien de weerstand tegen bacteriële infectie aanzienlijk toeneemt met de leeftijd van de oesters. 

Om de overleving van de larven te stabiliseren en te verhogen moeten de beschikbare technologieën om bacteriële infecties te overwinnen verder ontwikkeld worden. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het toedienen van probiotica (levende bacteriën die een gezondheidsvoordeel kunnen bezorgen bij de gastheer). 

De hoeveelheid en kwaliteit van het voedsel die de larven tijdens hun pelagische leven consumeren is ook een essentieel onderdeel van een broedhuis. Niet alleen om te groeien, maar ook omdat ze voldoende reserves moeten opslaan om te voldoen aan de energiebehoefte die nodig is tijdens de metamorfose (een periode van aanzienlijk verlies in broedhuizen). Momenteel wordt onderzocht welk dieet het beste is voor een snelle larvenontwikkeling. Ook wordt gekeken onder welke omstandigheden bacterie-infecties optreden. 

De larven veranderen na enige tijd in broedjes. Dit proces noemen we ‘metamorfose’. Metamorfose is een onomkeerbaar proces. De larven verliezen dan ook het orgaan waarmee ze zwemmen en voedsel verzamelen, ontwikkelen kieuwen en produceren een volwassen schelp. Wanneer de larven klaar zijn voor de metamorfose wordt een geschikt substraat aangeboden waar de oesters zich aan kunnen hechten. Dit vasthechten doen ze door een soort cement te produceren.

Om de vestiging te stimuleren is het belangrijk om het goede substraat te gebruiken. Meestal wordt in commerciële broedhuizen “cultch” (schelpen die tot zandkorrelgrootte zijn vermalen) aan de kweekbakken toegevoegd. Dit bevordert productie van individuele oesters. De selectie van het beste vestigingssubstraat voor oesters die in herstelprojecten worden gebruikt is nog in ontwikkeling, maar schelpen lijken een goede keuze te zijn. Het broed wordt meestal binnenshuis gekweekt op zeven in stromend zeewater en gevoed met dezelfde microalgen die ze tijdens de larvale fase hebben gekregen. 

Het proces vanaf het conditioneren van de broodstock tot het moment dat het zaad (groot broed) de goede grootte heeft bereikt om naar buiten verplaats te worden duurt ongeveer vijf-zes maanden. Het zaad wordt gebruikt om oesters in het veld op te kweken tot commerciële grootte of voor herstelprojecten. 

Het kweken van broed in een broedhuis is dus een ingewikkeld proces. Om de kweek van platte oesters in Nederland snel en efficiënt op gang te krijgen werken producenten en onderzoekspartijen samen onder de naam KOPON (Kweek & Onderzoek Platte Oester Nederland). De partijen (Stichting Zeeschelp, de Hatchery van Roem van Yerseke, Wageningen Marine Research, HZ University of Applied Sciences, NIOZ en Bureau Waardenburg) voeren proeven uit met financiële steun van De Rijke Noordzee en de provincie Zeeland. In KOPON wordt ook op informele wijze kennis uitgewisseld en gedeeld, zodat men gebruik kan maken van elkaars inzichten.

Meer informatie:

Ainhoa Blanco 

0317-487024 

Email: ainhoa.blanco@wur.nl

H Levenscyclus platte oester.
H Algenweek bij de hatchery.
H Larven op mantelholte van een vrouwtje.
H Larven op mantelholte (vrouwtje, close-up).
H Larven platte oester.
H Ouderdieren platte oesters.