H Pim Boute tijdens de promotieceremonie bij WUR. (Foto: Sven Menschel)
H Pim Boute tijdens de promotieceremonie bij WUR. (Foto: Sven Menschel) Sven Menschel

Hoge drempelwaarden voor pulsvisserij

Algemeen

WAGENINGEN - Visserijnieuws van 22 april gaf op de voorpagina aandacht aan het promotieonderzoek van Pim Boute. Deze heeft overtuigend vastgesteld dat de elektrische ontladingen in water en sediment veroorzaakt door de pulskor geen relevante schadelijke effecten hebben op verschillende vis- en andere diersoorten die voorkomen in of nabij de zeebodem. Behalve natuurlijk op de doelsoort, want die kan - volgens plan - selectief uit zee worden gehaald. Voorafgaand aan de promotieplechtigheid op 25 april organiseerde professor Van Leeuwen (leider van de Wageningse vakgroep Experimentele Zoölogie en promotor van Boute) een seminar onder de titel ‘Fishing Methods Revisited’. 

Voor aanvang van het seminar merkte Boute op dat de samenvatting van zijn onderzoek in Visserijnieuws uitstekend is, maar dat hij als wetenschapper de kop boven het artikel te ongenuanceerd vond. Na aandachtige lezing van het proefschrift, het beluisteren van Boute’s bijdrage aan het seminar en de verdediging van zijn proefschrift later op de dag stelden alle toehoorders evenwel samen met Boute zelf overtuigend vast dat er geen zorgen zijn over het ecologische effect van de pulstechniek. Bovendien zegt hij zelf als eerste stelling bij zijn proefschrift dat de effecten van elektrische stimulatie op het zeeleven verwaarloosbaar zijn in vergelijking met de mechanische effecten van boomkorvisserij. Boute zocht jarenlang zeer zorgvuldig in het lab en op zee naar nadelige effecten van de puls op een veelheid aan gewervelde en ongewervelde dieren, maar vond - met uitzondering van kabeljauw - geen nadelig effect op enig organisme dat de schade van de wekkerketting overtrof. De kop in Visserijnieuws van 22 april was veelzeggend en terecht!

Drempelwaarden hoog

Tijdens het seminar ging Boute in op een centraal vraagstuk van zijn proefschrift: hoe de drempelwaarde van de puls, de zwakste stroom die de vis of een ander organisme nog waarneemt, kan worden vastgesteld. Het vaststellen van deze waarde is zo belangrijk omdat de veldsterkte kwadratisch afneemt met de afstand tot de electrode. Boute week voor dit deel van zijn onderzoek uit naar een proefopstelling in Wageningen: een ronde tank met een diameter van 2,5 meter met plaats voor één vis per experiment. Vaststellen dat de vis al ‘een kriebeltje stroom’ voelt blijkt een kwestie van scherp en veel waarnemen en doeltreffende statistiek.

Bijna ongelooflijk, maar Boute kreeg de dieren zogezegd aan het spreken wanneer ze iets voelen. Belangrijkste bevindingen: de drempelwaarden zijn significant verschillend voor de verschillende soorten vis, maar zelfs de laagste drempelwaarde - waarbij de soort dus het meest gevoelig is voor puls (namelijk de zeebaars) - reikt niet verder dan 80 cm van de elektrode en strekt zich dus, zeker in de minder optimale Noordzee, niet uit buiten de kor. De hoogste drempelwaarde werd waargenomen bij hondshaai. In zijn algemeenheid kun je stellen dat vissen relatief ongevoelig zijn voor pulsen en dus een hoge drempelwaarde hebben.

Voor ongewervelden (zeesterren, wulken, krabben etcetera) werden in een worst-case-scenario met hoge elektrische veldsterkte en lange blootstellingsduur geen negatieve veranderingen in hun voortbewegingsmogelijkheden en overleving waargenomen.

Efficiënt jagen

De centrale presentatie van Boute tijdens het seminar werd voorafgegaan door voordrachten van Adriaan Rijnsdorp (WMR) en Hans Polet (ILVO, Vlaanderen) en na de lunch gevolgd door Ludvig Ahm Krag (National Institute of Aquatic Resources, Denemarken) en Christopher Zimmermann (Thünen Institute of Baltic Sea Fisheries, Duitsland). Het publiek bestond overwegend uit onderzoekers en studenten.

Het betoog van Rijnsdorp over de tactiek van vissers om tong en schol te vangen bevatte weinig nieuws. Het doel van de visser is om zo veel mogelijk vis te vangen met zo weinig mogelijk kosten en hij gebruikt daarbij technische en tactische middelen die het ontsnappen van de doelsoort voorkomt. Evident is uit de data dat pulsen daarbij veel efficiënter is dan gebruik van wekkers, nog afgezien van de brandstofbesparing. Zijn samenvattende conclusie had betrekking op vele jaren onderzoek en luidt (vrij vertaald): vissers jagen efficiënt en weten kennelijk ook zonder wetenschap heel goed wat ze doen.

België

Polet gaf een boeiende presentatie over het FIP-programma dat ILVO samen met de sector en andere stakeholders opgezet heeft. FIP staat voor Fisheries Improvement Project, ofwel: visserijverbeteringsonderzoek. Het Belgische programma is geënt op het destijds in 2008 veelbelovend van start gegane Maatschappelijke Convenant Noordzeevisserij in Nederland, dat zeer spoedig weer ten onder ging. Daarvan heeft de Vlaamse sector geleerd, vertelde Polet, zodat hun project Vistraject in 2011 van start ging op basis van gedeelde betrokkenheid van vissers, kopers, milieubeweging, ministerie en wetenschap. Kernbegrip is transitie naar duurzaamheid middels meetbare resultaten die door alle partijen worden erkend en actief gecommuniceerd naar de maatschappij.

Aangezien labels als MSC onvoldoende werken voor de boomkorvisserij werd in België een eigen meetinstrument ontwikkeld, met niet alleen aandacht voor ecologie. Deze VALDUVIS-tool met 11 duurzaamheidsindicatoren wordt toegepast door alle deelnemers, die daardoor meetbaar, jaar na jaar, duurzamer gaan vissen. Scores van individuele vissers worden via de veiling naar de kopers gecommuniceerd. Een van de indicatoren is de mate waarin schepen vissen op bestekken die als ‘verstoringsgevoelig’ worden beschouwd. Naarmate daar minder wordt gevist en een groter aandeel van de vangst van minder gevoelige bestekken wordt gehaald stijgt de score van een visser.

Tot verbazing van Polet leidt deze tool inderdaad tot de relatieve toename van opbrengsten uit de niet gevoelige gebieden. Of dit het gevolg is van competitie, of omdat daar uiteindelijk ook voldoende vis zit kan nu nog niet worden vastgesteld. Detailgegevens van individuele vissers blijven beschikbaar voor de deelnemer, maar worden zo samengevat dat ze niet herleidbaar zijn naar een schip voordat ze publiek kunnen worden. Door VALDUVIS gaan vissers vanuit duurzaamheidsperspectief naar de eigen data kijken, leren ze van elkaar en wordt het werk beter gewaardeerd door kopers, consument en maatschappij. Belangrijkste conclusie lijkt dat dit programma ruim 10 jaar na de instelling nog steeds wint aan draagkracht bij vissers en handel.

Denemarken en Duitsland

De Deense wetenschapper Krag begon zijn carrière dertig jaar geleden als visserman, toen zijn enige zorg was om zo veel mogelijk te vangen in zo weinig mogelijk tijd. Intussen is het beroep een opeenstapeling van uitdagingen geworden: publieke opinie, Brussel, brandstofprijs en CO2, klimaat, windmolenparken en als klap op de vuurpijl de Brexit. Hoe komen we hier ooit nog uit?

Krag bepleit een andere instelling bij de visser, die met behulp van technische innovatie stapsgewijs leidt tot minder blind vissen. Letterlijk: camera’s op het net, waardoor doelsoorten selectief gevangen worden en bijvangst tijdig wordt weggejaagd. Hij laat op filmpjes zien hoe dit kan bij de visserij op langoustines en kabeljauw. Vissen worden automatisch herkend op soort en al dan niet tot de kuil toegelaten of via automatisch geactiveerde panelen weggewerkt. Het verhaal klinkt bijna te mooi om waar te wezen, maar met zo’n enthousiaste spreker ga je er wel in geloven.

Als laatste spreker liet Christopher Zimmermann zien hoe de Oostzeeharing knel komt te zitten tussen klimaatverandering (stijgende temperaturen, waardoor de voor paaien kritische tijdsduur van water op 4 graden Celsius steeds korter wordt). Centraal in deze studie stonden de voorjaarspaaiers, ooit onuitputtelijke bron van inkomsten en nu bijna irrelevant. De negatieve invloed van temperatuurstijging wordt versterkt door eutrofiëring. Aangezien aan het klimaat weinig is te doen pleitte hij voor een meer agressief beleid om tenminste vervuiling tegen te gaan.

Opmerkelijk was een opmerking in de marge van de discussie. Zimmermann voorziet dat de plaats van de voorjaarspaaiers in het ecosysteem van de Oostzee vrij spoedig ingenomen kan worden door najaarspaaiers en dat de haringvisserij niet snel genoeg daarop kan reageren om levensvatbaar te blijven. Is de situatie die hij schetst ook voorspellend voor de Atlantische haringstocks?, vroeg ik in de wandelgang. Nee, de situatie in de Oostzee is onvergelijkbaar met die bij ons, was het geruststellende commentaar.

Jan Willem Henfling

(dr. J.W. Henfling was directeur van het RIVO, voorloper van Wageningen Marine Research)

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
H Plot van een authentieke visreis uit de presentatie van prof.dr. Adriaan Rijnsdorp: ,,Vissers jagen efficiënt en weten kennelijk ook zonder wetenschap heel goed wat ze doen.''