Eindpresentatie van het overlevingsproject.
Eindpresentatie van het overlevingsproject.

Visconditie is sleutel tot overleving discards

Algemeen

HOOFDDORP – Uitzonderingen op de aanlandplicht geven kottervissers (tijdelijk) lucht. Met dank aan onderzoek naar overlevingskansen van discards. Maar de sector is er nog lang niet, zo werd vrijdagmiddag wel duidelijk op de slotbijeenkomst van het onderzoeksproject ‘Overleving platvis, rog, en Noorse kreeft’. Het moet beter. Een lastige opdracht, zeker in het licht van het pulsverbod en gelet op de hoeveelheid variabelen die van invloed zijn op de conditie van de gevangen vis.

VisNed-directeur Pim Visser noemt het geweldig dat schippers en bemanningen bereid waren de afgelopen jaren over hun eigen schaduw heen te stappen en in het algemeen belang zich hebben ingespannen voor overlevingsonderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van en in samenwerking met VisNed.

Zes jaar onderzoek naar (hogere) overlevingskansen van ondermaatse vis zit erop. Herhaald onderzoek maakt duidelijk dat de praktijk weerbarstig is. De variatie per onderzoeksreis is namelijk groot. De belangrijkste les luidt: gevangen visjes moeten (vrijwel) ongeschonden boven komen om te kunnen overleven. Voor vervolgonderzoek zal daar dus prioriteit aan verleend worden. En zal er dus nog meer aandacht moeten worden besteed aan selectief vissen. Want niet vangen van discards betekent ook dat deze waarschijnlijk overleeft.

Waterbak stelt teleur

Wageningen Marine Research heeft in de praktijk op meerdere pulskotters onderzocht wat de overlevingskansen zijn van schol, tong, tarbot, griet, stekelrog en gevlekte rog. Aansluitend aan de visreis werden visjes nog twee weken gemonitord in het lab in Yerseke. Na herhaald onderzoek blijkt de overleving van scholdiscards te steken op gemiddeld 14 procent (variatie tussen reizen: 1 tot 22 procent) en die van kleine tongetjes op 19 procent (variatie: 0 tot 50 procent).

Eindpresentatie van het overlevingsproject.

Om de overlevingskansen te vergroten is geëxperimenteerd met een zogenoemde waterbak in vergelijking met een normale droge stortbak. Resultaten waren teleurstellend, aldus onderzoeker Edward Schram (Wageningen Marine Research). In drie van deze acht reizen bleek de overleving inderdaad beter, maar eveneens was de overleving in drie reizen slechter. Op modderige visbestekken geeft de waterbak een hogere overleving, op steenachtige bestekken een lagere overleving. Voor de normale stortbak maakt het bodemtype weinig uit.

Bij tong blijken golfhoogte en de massa in de box van invloed te zijn op de overlevingskansen. Waar schol beter overleeft in het winterseizoen, doet tarbot het juist beter in het zomerseizoen. Tarbot noteerde een gemiddelde overleving van 30 procent, met een variatie van 0 tot 63 procent. Griet blijkt ongevoelig voor wisselende omstandigheden op zee, met een variatie van 0 tot 33 procent is de gemiddelde overleving van griet 13 procent. Stekelrog en gevlekte rog laten de hoogste overlevingskansen zien, respectievelijk 53 en 44 procent. De variatie is enorm.

Ramp

Cruciaal voor de overlevingskansen blijkt de conditie van de vis te zijn. Dat blijkt uit de RAMP-methode, waarbij RAMP staat voor Reflex Action Mortality Predictor. Deze methode is door het Belgische onderzoeksinstituut ILVO toegepast op de onderzochte vissoorten. Op basis van uiterlijke kenmerken zoals bloeduitstortingen krijgt de vis een score A tot en met D. A staat voor excellent, D voor stervende vis. Alleen vissen met een A- en in mindere mate met een B-score blijken te overleven. Tijdens visreizen bleek dat slechts 7 procent van de scholvangst een A scoorde en 29 procent een B.

Idee van Pieke Molenaar (WMR) voor selectievere tong/schol-visserij.

Sector en wetenschap zijn in het kader van het project Onderzoekssamenwerking OSW Selectiviteit & Overleving) inmiddels gestart met een vervolg om de visserijsterfte van discards te verlagen. Onder leiding van Pieke Molenaar van WMR werd daar vrijdagmiddag over gebrainstormd. Molenaar wijst naar de SepNep, het innovatieve kreeftjesnet waarbij langoustines en vis middels een paneel gescheiden worden en in aparte kuilen met verschillende maaswijdtes komen. Voor tongvisserij denkt Molenaar ook aan zoiets: een dubbele kuil van 120 mm (voor schol) en 75 mm (voor tong), waarbij tong hopelijk via een ‘drempel’ in het net omlaag geduwd kan worden richting de nauwe kuil.

Camerabeelden in het (puls) net maken duidelijk dat gevangen vis in één grote draaikolk terecht komt, wat de hoge score voor C- en D-kwaliteit verklaart. In Nieuw-Zeeland is daarvoor een oplossing gevonden: de kiwikuil. In Nederland heeft daar vorig jaar de GO 23 kort mee geëxperimenteerd, een door Van Wijk ontworpen langwerpige kuil van zeildoek met een gesloten achtereind. Het vangstverlies bleek echter groot te zijn, maar de projectpartners gaan er wel verder mee in het vervolgonderzoek omdat het percentage beschadigde vissen veel kleiner was.

De hamvraag bleef vorige week onbeantwoord: zijn danwel worden de overlevingskansen voor discards groot genoeg om door beleidsmakers uitgezonderd te blijven worden van de gevreesde aanlandplicht?

Meer info: www.wur.nl/overlevingvis


Wouter van Broekhoven (VisNed) heeft een literatuurstudie gedaan naar de overlevingskansen van Noorse kreeftjes. Voor deze studie vond Van Broekhoven 19 buitenlandse studies (van Frankrijk tot Schotland tot Zweden, met de meeste onderzoeken in het VK), waarvan er zeven uit de periode 1999 tot 2018 door hem nader bestudeerd zijn. Ook in het geval van langoustines blijkt de variatie in overlevingskansen groot te zijn: met gemiddelden van 20 tot 64 procent. Bij gebruik van sorteergrids, dus bij een selectievere visserij, blijken de overlevingskansen het beste te zijn. Voor Noorse kreeft is ook een uitzondering van de aanlandplicht van kracht.