Laatste u2018collegeu2019 van Aad Smaal, aan de boorden van de Oosterschelde: u2018Cockles and mussels alive alive ohu2019. Smaal heeft zich in zijn loopbaan ingezet voor de toepassing van kennis in de praktijk, in samenspraak met de schelpdierkwekers. Zijn schelpdieronderzoek vond plaats temidden van een maatschappelijke discussie.
Laatste u2018collegeu2019 van Aad Smaal, aan de boorden van de Oosterschelde: u2018Cockles and mussels alive alive ohu2019. Smaal heeft zich in zijn loopbaan ingezet voor de toepassing van kennis in de praktijk, in samenspraak met de schelpdierkwekers. Zijn schelpdieronderzoek vond plaats temidden van een maatschappelijke discussie.

Het gaat goed met de mosselen

Algemeen

YERSEKE – Aad Smaal werd in 2007 benoemd als de eerste en tot nu toe enige buitengewoon hoogleraar duurzame schelpdiercultuur. Tien jaar later gaat Smaal met pensioen. Vrijdagmiddag 21 april nam hij afscheid. Eerst met een symposium, waarvoor vanwege de grote belangstelling werd uitgeweken naar het bedrijf van Krijn Verwijs, de buurman van Wageningen Marine Research in Yerseke. Daarna met een receptie bij De Oesterij.

Daags voor zijn afscheid van Wageningen Marine Researsch is prof. dr. Aad Smaal (65) nog druk aan zijn afscheidsspeech aan het schrijven. De titel is al bekend: ‘Cockles and mussels alive alive oh’. Een onvolledige regel uit het bekende lied over de fictieve Ierse visleurster Molly Mallone, van wie een standbeeld in de hoofdstad Dublin staat. Het gaat goed met de mosselen, wil Smaal nu maar zeggen. Dat was anders toen hij begin 2008 zijn inaugurele rede als nieuwbenoemde hoogleraar duurzame schelpdiercultuur in Wageningen uitsprak. Hetzelfde volkslied was toen de inspiratiebron, maar nu inclusief het beginwoord: ‘Crying cockles and mussels’.

Mokerslag

Smaal weet het nog als de dag van gister. Een maand na zijn oratie deed de Raad van State een uitspraak die de mosselsector op zijn grondvesten deed schudden. Een mokerslag. Vergunningen voor zaadvisserij waren ten onrechte afgegeven, zo oordeelde de hoogste bestuursrechter. ,,Een keerpunt, een scharnierpunt kun je wel stellen. De Natuurbeschermingswet was belangrijker dan het beleidsplan van de overheid. Bij elke vergunningafgifte was op grond van de Nb-wet bezwaar mogelijk. En dat gebeurde ook veelvuldig. Gevreesd werd voor het einde van de bodemmosselkweek. ‘Stop de Groene Leugen’, was de reactie vanuit de sector.’’ Toen de stofwolken waren opgetrokken tekenden de partijen in het najaar het mosselconvenant en gaven zo inhoud aan het beleidsbesluit ‘Ruimte voor een Zilte oogst (2005-2020)’.

Smaal zat er als projectleider van het grootschalige Produs-onderzoeksproject middenin. Een hoogtepunt in zijn loopbaan, noemt Smaal het. Produs liep van 2006 tot 2012. De belangrijkste vraag in dat onderzoek was wat het effect van de mosselzaadvisserij op de natuurwaarden in met name de Waddenzee is. ,,Dat bleek veel minder ernstig dan vantevoren gedacht. In het najaar zagen we helemaal geen effecten, want ook op instabiele banken verdwenen mosselen door predatie en de dynamiek van de Waddenzee. Per saldo pakt de zaadvisserij zelfs positief uit, want die is gericht op behoud van de mosselen. De totale voorraad mosselen in de Waddenzee neemt door kweek toe, ook tot voordeel van de vogels. Verrassend genoeg bleek ook dat de soortenrijkdom op kweekpercelen niet minder is dan op wilde banken. Maar… in het voorjaar zagen we wel effect van de zaadvisserij. Dat is echter kortdurend, hooguit twee jaar. Het herstel verloopt snel.’’

Wind van voren

Gebrek aan overeenstemming danwel gebrek aan kennis, zijn de rode draad in de loopbaan van Smaal. Gebrek aan kennis leidt altijd weer tot nieuwe vragen. Smaal zag het ook duidelijk in het Produs-onderzoek. Over de effecten van visserij op mosselzaadbanken beneden laagwater was niets bekend. Dat die effecten niet heel dramatisch waren was nieuw.

Toen de samenvatting werd gepubliceerd ontstond discussie tussen wetenschappers uit Wageningen en Groningen en met maatschappelijke organisaties over de optimistische conclusies die waren gedeeld. Smaal kreeg de wind van voren en werd ervan beticht onvoldoende nuance te hebben aangebracht. ,,De kritiek betrof niet zozeer het onderzoek zelf, maar de manier waarop die naar buiten werd gebracht. Dat is toen rechtgezet met een nieuw persbericht. Dankzij het mosselconvenant was er de wil om tot overeenstemming te komen. Het Produs-onderzoek heeft door meer kennis kunnen bijdragen aan meer overeenstemming.’’

Minder overeenstemming was er bij het voorgaande EVA2-onderzoek, waarin de resultaten van het overheidsbeleidsplan ‘Vissen naar Evenwicht’ voor de kustwateren waren onderzocht. Genoemde structuurvisie was onder andere een reactie op de eidereendensterfte begin jaren negentig, waarvan de oorzaak werd toegeschreven aan grootschalige schelpdiervisserij. ,,Over de logische vraag ‘hoe nu verder?’ was na het veldwerk en onderzoek geen consensus te krijgen. Ja, misschien een beetje: de mechanische kokkelvisserij werd uitgekocht. Maar dat is een politiek besluit, en de sector heeft financieel geprofiteerd van de uitkoop. Over de effecten van de kokkelvisserij viel ecololgisch gezien best overheen te komen, zeker als de optie voor kokkelkweek een kans had gekregen.’’

Giga-ingreep

Symposium bij Krijn Verwijs ter ere van de pensionering van prof. dr. Aad Smaal. Het onderzoek van Smaal richtte zich vooral op de rol van schelpdieren in het ecosysteem. Tijdens het symposium werd belicht wat dit betekent voor waterbeheer en schelpdiercultuur. Sprekers waren dr. Tammo Bult (directeur Wageningen Marine Research), prof. dr. Peter Herman (Deltares, TU Delft), dr. Henrice Jansen (WMR), dr. Jacob Capelle (WMR, HZ), prof. dr. Tom Ysebaert (WMR, NIOZ, Universiteit Antwerpen) en dr. Martin Scholten (WUR). Smaal begon zijn loopbaan bij de Deltadienst, de milieuafdeling van Rijkswaterstaat in Middelburg. De effecten van de Oosterscheldekering werden daar grondig onderzocht. Het onderzoek van Smaal betrof de effecten op bodemdieren in brede zin. Al snel werden schelpdieren het specialisme. ,,De stormvloedkering was een giga-ingreep, maar de consequenties vielen mee. Alleen de zandhonger en het afkalven van de platen vielen achteraf tegen. De mosselkwekers kregen de ruimte zich aan te passen, mede dankzij de uitgifte van proefpercelen. Je kan zeggen dat dankzij de schelpdieren het ecosysteem intact bleef. Tot de kering in 1986 was licht de beperkende factor. Door veel beweging in het Zeeuwse estuarium was het water troebel. Als gevolg van de kering werd het water helderder, maar kwam er door de compartimentering ook minder zoet en voedselrijk water naar binnen. Maar de schelpdieren zorgden ervoor dat de algen als voedsel op peil bleven. Mosselen eten algen, maar geven nutriënten terug.’’

Bij het toenmalige Rijksinstituut voor Kust en Zee werd Smaal ecoloog waterbeheer. Hij hield zich daar bezig met onder andere de gevolgen van eutrofiëring, wat ook op de Oosterschelde speelde. In de latere EVA1- en EVA2-studies werd duidelijk geconcludeerd dat de Waddenzee aanvankelijk heeft geprofiteerd, maar dat overheidsmaatregelen vervolgens de draagkracht hebben verminderd: door minder fosfaat is er minder voedsel laag in de keten en dus ook voor schelpdieren beschikbaar. ,,De grap is echter dat schelpdieren door actieve recycling een buffer opbouwen en daarom geen directe hinder hebben van defosfateringsmaatregelen. Op de dynamische en van nature rijke Waddenzee spelen trouwens veel meer factoren een rol bij de bestandsgroottes. De Oosterschelde is armer, maar wel gezond. Tenminste, als er niet teveel wilde oesters komen. Dat dreigde wel vanaf eind jaren negentig. Teveel oesters leiden tot minder algenproductie, door overbegrazing zeg maar. Dat is nu over. Het herpesvirus en de oesterboorder zijn natuurlijk een plaag voor de kwekers, maar ze houden ecologisch gezien de voortwoekerende oesters wel in toom. Tot voordeel van de Oosterschelde.’’

Promotor

In 1997 volgde de overstap naar het toenmalige RIVO in Yerseke. Smaal werd als afdelingshoofd de opvolger van wijlen Renger Dijkema. Toen het RIVO fuseerde en het grotere IMARES werd, werd Smaal voor de keuze gesteld om manager te worden danwel onderzoeker te blijven. Hij koos voor het laatste. Daar heeft hij nooit spijt van gekregen, zeker niet toen in 2007 op voorspraak van de PO-Mosselcultuur een leerstoel Duurzame Aquacultuur bij Wageningen Universiteit beschikbaar kwam. Smaal was de enige kandidaat, maar moest wel officieel solliciteren. De termijn als buitengewoon hoogleraar is maximaal tweemaal vijf jaar, en komt dus nu precies bij zijn pensionering ten einde.

Smaal blijft als emeritus voorlopig wel verbonden aan WUR en behoudt dus het recht als promotor. Hij begeleidt nu vier aio’s, assistenten in opleiding die komende jaren bij hem hopen te promoveren. Wouter van Broekhoven, werkzaam bij VisNed, is er daar één van. Van Broekhoven onderzoekt het effect van mzi-mosselen op de stikstof-fosfaatkringloop. In Bangladesh wordt onderzoek gedaan naar de potentie van oesterriffen voor kustverdediging, op het Nederlands/Caribische eiland Saint-Eustachius wordt onderzoek gedaan naar conch-schelpdieren/zeeslakken en in Wageningen naar de effecten van grootschalige visteelt in open water. Verder is hij betrokken bij promotieonderzoek naar de factoren die de smaak van de platte en Japanse oester bepalen.

Het gaat goed met de mosselen, 2016 was een ongekend rijk jaar. Maar dat betekent niet automatisch dat het ook goed gaat met de kwekers. Integendeel zelfs, economisch gaat het slecht. Kwekers waren al aan het experimenteren met mosselzaadinventarisaties toen het mosselconvenant in 2008 ondertekend werd om zo te zorgen voor een back-up voor periodes zonder zaadval. Staand beleid is dat zaadvisserijgebieden fasegewijs verder worden gesloten. Maar het mzi-beleid heeft wel als consequentie dat er betere percelen nodig zijn om de sterk gestegen kostprijs van mosselen in de hand te houden.

Actueel is het onderzoek naar de verbetering van de overleving van jonge mosselen, naar de interactie tussen mosselkweek en natuur (bijvoorbeeld: wat hebben de inmiddels gesloten gebieden voor de natuur opgeleverd?) en wat mosselvisserij voor de troebelheid betekent. Dit alles is en wordt samen met de mosselkwekers georganiseerd in het onderzoekproject Kompro: Kennis en onderzoek voor de mosselproductie. Werk voor de opvolgers van Smaal.