Afbeelding
Visserijnieuws

Vangstmonitoringsprogramma voor Noorse kreeftjes ontwikkeld

Algemeen

IJMUIDEN/URK – De visserijsector, wetenschap en maatschappelijke organisaties werken in onderzoeksprojecten samen aan duurzaam visserijbeheer, zoals innovaties om selectiever te vissen en verbetering van de bestandsschattingen. De projecten worden gefinancierd uit het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Over de onderzoekssamenwerking publiceren de projectpartners in een eigen column in Visserijnieuws. Deze week schrijven Wouter van Broekhoven (VisNed) en Katinka Bleeker (Wageningen Marine Research) over de ontwikkeling van een vangstmonitoringsprogramma voor Noorse kreeftjes.

De Nederlandse visserij op Noorse kreeftjes (Nephrops norvegicus, langoestines) in de Noordzee vindt voornamelijk plaats in het Botney Gat, bij Horn’s Reef en buiten/tussen deze locaties. Noorse kreeftjes leven in specifieke leefgebieden (genaamd ‘Functional Units’, of ‘FU’, zie kaartje). De ontwikkeling van de kreeftjesbestanden wordt per leefgebied onderzocht. Alles buiten de genummerde leefgebieden valt onder één rest-leefgebied. De Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) geeft per leefgebied een vangstadvies. De Europese visserijministers stellen uiteindelijk één totaalquotum voor de hele Noordzee vast; er zijn dus geen kreeftjesquota per leefgebied.

Betere bestandsgegevens noodzakelijk voor vangstadviezen

De leefgebieden waar de Nederlandse sector op kreeftjes vist worden aangeduid met FU5 (Botney Gat), FU33 (Off Horn’s Reef) en out-FU (tussen de andere leefgebieden in). We hebben relatief weinig gegevens over deze kreeftjesbestanden. Daarom vallen ze alle drie onder de zogeheten data-arme bestanden. Dat betekent dat ICES advies geeft op basis van de voorzorgsbenadering. Dit houdt in dat er extra voorzichtigheid in de adviezen is ingebouwd, zodat er vanwege de onzekerheden in de gegevens niet per ongeluk te veel wordt gevist.

Voor het Botney Gat en Off Horn’s Reef worden in de bestandsschattingen internationale commerciële aanvoergegevens gebruikt, samen met de lengteverdeling van de kreeftjes afkomstig uit Nederlandse waarnemersreizen. Ook worden Nederlandse discardsgegevens, en schattingen van discards in niet-Nederlandse vloten gebruikt. Buiten de specifieke leefgebieden (out-FU) is het advies enkel gebaseerd op de aanvoergegevens van (maatse) Noorse kreeftjes.

Om de bestandsschatting en daarmee de kwaliteit van de vangstadviezen voor Noorse kreeft te verbeteren, zijn betere gegevens noodzakelijk. Dit is een van de doelstellingen van onderzoeksproject OSW2.0 (2018 – 2020), en het vervolgproject OSW2.2 (2020 – 2023), dat specifiek op Noorse kreeftjes gericht is.

Ontwikkeling vangstmonitoring 2018-2020

De deelnemers aan het project zijn de BRA 2, de N 350 en de NG 21. Het is de bedoeling dat tijdens de kreeftenvisserij in totaal vijftien reizen per kwartaal worden onderzocht, verdeeld over de deelnemers. De bemanning bemonstert op deze reizen steeds twee trekken. Verder houdt de schipper nog per trek de locatiegegevens en commerciële vangsten van een negental soorten bij.

Deze zelfbemonstering bestaat uit het nemen van een discardmonster van tachtig kilogram uit de vangst van één trek. De discardsmonsters worden aan wal gesorteerd, en de gewichten van elke soort worden nauwkeurig geregistreerd.

Daarnaast neemt de bemanning een monster van de vangst van maatse kreeftjes. De bemanning meet uit dit monster de lengte en het gewicht van vijftig mannetjes en vijftig vrouwtjes. De totale vangst in de kuil wordt per trek gewogen met behulp van een voor deining gecompenseerde unster (een weegapparaat) dat aan de giek is gemonteerd.

Als je van elke trek weet hoeveel de totale vangst weegt en je trekt daar het gewicht van de aanvoer (maatse kreeft en vis) vanaf, dan weet je het totale discardsgewicht van elke trek. Daarmee kun je voor de hele reis de hoeveelheid discards van elke soort uitrekenen, aan de hand van de samenstelling van de discardsmonsters.

Iedere kotter neemt twee keer per jaar een onderzoeker mee die de hele vangst doormeet, zodat de kwaliteit van de zelfbemonsteringsgegevens kan worden getoetst (zogenaamde validatie). De coronamaatregelen hebben deze stap gedeeltelijk verhinderd. Vooralsnog worden de waarnemersreizen doorgeschoven naar een later tijdstip.

In 2019 zijn uiteindelijk twaalf reizen onderzocht waarbij de zelfbemonstering nuttige gegevens heeft opgeleverd. Deze reizen hebben meer inzicht gegeven in de vangstsamenstelling van Noorse kreeft-vissers in de verschillende FU’s en daarbuiten. Het heeft waardevolle informatie opgeleverd zoals de lengte- en geslachtsverdelingen van Noorse kreeftjes in zowel de vangsten als de discards. Hiermee is de basis voor een succesvol vangstmonitoringsprogramma gelegd.

Eerste projectresultaten gepresenteerd aan ICES-werkgroep

De eerste projectresultaten zijn gepresenteerd op de jaarlijkse ICES-werkgroep die de toestandsbeoordelingen en vangstadviezen voor de Noordzee opstelt. Het delen van de resultaten is belangrijk om ervoor te zorgen dat de werkgroep goed bekend raakt met de vangstmonitoring.

Daarnaast geeft dit de werkgroep ook de mogelijkheid om feedback te geven waardoor er eventueel tijdig bijgestuurd kan worden. Het is namelijk altijd een beslissing van ICES om gegevens al dan niet te accepteren en op te nemen in de toestandsbeoordeling. De kwaliteit en de vermeende betrouwbaarheid van de gegevens zijn belangrijke factoren in die beslissing.

De werkgroep had een duidelijke interesse in de vangstmonitoring. Er werden aanknopingspunten gezien om met de gegevens in de toekomst de toestandsbeoordeling te verbeteren. Het voornaamste advies was dit jaar om te zorgen dat de verzamelde gegevens het gebied en vangstperiodes goed dekken, en aandacht te besteden aan validatie van de zelfbemonstering.

Doorontwikkeling vangstmonitoring (2020-2023)

In mei van dit jaar is de financiering van onderzoeksproject OSW2.2 – Noorse kreeftjes goedgekeurd, en dit project zal de vangstmonitoring geleidelijk overnemen van OSW2.0. In dit nieuwe project wordt ook de volgende stap gezet om, zoals de ICES-werkgroep ook adviseert, de vangstmonitoring uit te breiden. Op deze manier kan een beter beeld worden verkregen van de Noorse kreeftjes-vangsten van de Nederlandse vloot. Het aantal schepen wordt uitgebreid van drie naar zes. Ook in OSW2.2 wordt aansluiting gezocht bij de ICES-werkgroep, om de kans op de acceptatie van de gegevens in de toekomst zo groot mogelijk te maken.

Onderzoek naar alternatieven giekunsters

In OSW2.2 worden daarnaast alternatieven voor het gebruik van giekunsters onderzocht. Het nadeel van de unsters is dat ze duur zijn en speciaal geïnstalleerd moeten worden, waardoor deelname van een groter aantal schepen aan de vangstmonitoring wordt bemoeilijkt.

Het eenvoudigste alternatief is wellicht het gebruik van de verhouding niet-aangelande ten opzichte van de wel-aangelande kreeftjesvangst. Het grote voordeel hiervan is dat de hoeveelheid aangelande kreeftjes normaal gesproken toch al wordt geregistreerd.

Een tweede alternatief is het bepalen van de verhouding van het volume van het discardsmonster ten opzichte van het volume van de totale vangst. Het volume van de totale vangst zal enerzijds met het oog geschat worden. Het is bekend dat dit niet zeer nauwkeurig is, maar er zal worden bepaald in hoeverre dit dan ook tot serieuze afwijkingen leidt.

Daarnaast zal ook een innovatieve methode voor een nauwkeurigere volumebepaling worden getest. Met een smartphone wordt uit verschillende hoeken een kort filmpje gemaakt van de vangst in de stortbak. Vanuit die beelden wordt aan de wal met behulp van een computersimulatie een 3D-beeld opgesteld waar het volume van kan worden berekend.

Tot slot wordt ook een mobiele versie van de unsters ontwikkeld, die ook voor een enkele visreis op een kotter gehangen kan worden. Vervolgens kan op basis van de resultaten, de kosten en de praktische bruikbaarheid een keuze worden gemaakt voor de meest geschikte methode om verder te ontwikkelen in het vangstmonitoringsprogramma.

Voor meer informatie:

Wouter van Broekhoven (VisNed)

wvanbroekhoven@visned.nl


Katinka Bleeker (WMR)

katinka.bleeker@wur.nl

H Nephrops norvegicus.
H Beheerseenheden (Functional Units) voor Noorse kreeft waarvan de toestand en vangstadviezen apart worden beoordeeld. Alle vangsten in de Noordzee buiten deze beheerseenheden worden samengenomen en als één aanvullende eenheid beoordeeld (genaamd ‘out-FU’).
H Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij