H Bronzen kanon, 24 ponder; met opschrift.
H Bronzen kanon, 24 ponder; met opschrift. T.Penders/RCE

Toevalsvondsten onderwatererfgoed

Archeologische vondsten melden

DEN HAAG – Vissers halen regelmatig bij toeval archeologische objecten boven water. Deze moeten gemeld worden.


Wrakken en lading van schepen en vliegtuigen zijn waardevolle bronnen voor onze beleving en kennis van de Nederlandse geschiedenis. Dat kunnen wrakken uit de zeventiende eeuw zijn, maar ook wrakken uit de Tweede Wereldoorlog. Zij vormen ons cultureel erfgoed. 


Wetgeving

Wetgeving hieromtrent is niet nieuw en al langer beschikbaar op diverse openbare bronnen. Toch menen de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat een opfrissing wenselijk is.

De Erfgoedwet artikel 5.10, lid 1 – Meldingsplicht bij toevalsvondst stelt: ,,Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij onze minister.’’ 

Niet voldoen aan de meldplicht is een economisch delict. Indien opzettelijk begaan, is dit een misdrijf waar een gevangenisstraf, taakstraf of geldboete op staat.

De melding wordt gedaan bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) via het vondstmeldingsformulier. Het melden van vondsten is heel waardevol voor archeologen. De vondst moet daarom zes maanden beschikbaar blijven voor wetenschappelijk onderzoek. 

De Erfgoedwet is van toepassing in de Nederlandse territoriale zee én de zogeheten aansluitende zone, dus tot 24 zeemijl gerekend vanaf de laagwaterlijn langs de Nederlandse kust (zie kader).


Eigendom

Naast de meldplicht voor de Erfgoedwet is op toevalsvondsten de reguliere wetgeving voor gevonden voorwerpen van toepassing. Om eigenaar te kunnen worden van een vondst is het belangrijk dat de vondst wordt aangegeven bij een gemeente. Een eventuele eigenaar kan de vondst vervolgens opeisen. De vinder heeft dan recht op een onkostenvergoeding en een redelijke beloning. Meldt niemand zich als eigenaar, dan mag de vinder de vondst over het algemeen zelf houden.

Van sommige vondsten is de eigenaar al bekend; scheepswrakken en lading van de Admiraliteiten, de West-Indische Compagnie (WIC) en de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) zijn eigendom van de Nederlandse Staat, en oorlogsschepen en oorlogsvliegtuigen blijven eigendom van de vlaggenstaat. De vondst mag dan ook direct aan de eigenaar worden teruggegeven.

Als iemand zich de vondsten toe-eigent die een eigenaar hebben wordt dat gezien als verduistering. Bij verkoop kan de koper zich bovendien schuldig maken aan heling. Bij twijfel bij een vondst kan de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed benaderd worden: 070 4124012 of info@inspectie-oe.nl. 

Meer informatie is te vinden op de websites van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Op de laatste website is ook een vondstmeldingformulier te vinden. Voor eventuele invoerverplichtingen (artikel 139 Douanewetboek van de Unie) moet contact opgenomen worden met de douane.


Zone

Nederland heeft op 1 september 2006 een aansluitende zone ingesteld. Deze zone is gedefinieerd als ‘het gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van het Koninkrijk dat zich niet verder uitstrekt dan 24 zeemijlen vanaf de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee wordt gemeten’. De buitengrens van de aansluitende zone is vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur. In deze zone kan toezicht worden uitgeoefend op de naleving van regels inzake douane, belastingen, immigratie of de volksgezondheid die binnen het Nederlandse grondgebied of territoriale zee van kracht zijn. Daarnaast kan Nederland in deze zone ook bepaalde bevoegdheden uitoefenen met betrekking tot archeologische en historische voorwerpen. Deze bevoegdheden bestaan niet onder het rechtsregime van de EEZ.

H Kleine bronzen bel of klok, onversierd, mogelijk een tafelbel.