H Dagvoorzitter Maarten Mens interviewt de palingvissers (van links naar rechts): Bert Klinkhamer, Jeroen Los en Peter Kooistra.
H Dagvoorzitter Maarten Mens interviewt de palingvissers (van links naar rechts): Bert Klinkhamer, Jeroen Los en Peter Kooistra. Norbert Jeronimus

Symposium over Duurzaam Aalbeheer

Beter aalherstel met behoud van inkomen

WAGENINGEN – DAK staat voor Duurzaam Aalbeheer door Kennis. De afgelopen vier jaar is binnen dit project onderzoek gedaan naar de manier waarop het aalbeheer in Nederland het beste vormgegeven zou kunnen worden. Wetenschappers en vissers hebben samen onderzoek gedaan hoe aalherstel en beroepsvisserij hand in hand kunnen gaan. Verschillende scenario’s van aalbeheer – hoeveel visserij op roodaal, hoeveel op schieraal, gesloten perioden? - zijn samengevat in een ecologisch model en vervolgens economisch doorgerekend. De onderzoeksresultaten van het DAK-project werden vrijdag 13 mei gepresenteerd tijdens een afsluitend symposium in Wageningen. Projectleider Magnus van der Meer doet verslag.


In Nederland is een palingvangstverbod van kracht voor de maanden september, oktober en november. Behalve in Friesland. Daar wordt al jarenlang gewerkt met ‘decentraal aalbeheer’. Dat wil zeggen: een quotum, waarbij de Friese palingvissers zelf bepalen wanneer ze dat opvissen. Vanwege gebleken succes creëerde het ministerie van LNV de mogelijkheid om deze vorm van beheer ook elders in Nederland toe te passen. Hoe dat er uit zou moeten zien en wat daarvan de consequenties zouden kunnen zijn voor de aalstand en de beroepsvisserij, maakt deel uit van het onderzoekswerk in het DAK-project.

Naast vertegenwoordigers van DUPAN en NetVISwerk, de aanvragers van het onderzoeksproject, en de vissers en wetenschappers die het project hebben uitgevoerd, waren bij het symposium ook vertegenwoordigers aanwezig vanuit de RVO en het ministerie van LNV (die het project financierden via het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij/programma wetenschap en visserij), vertegenwoordigers van RAVON en van de Good Fish Foundation plus belangstellende vissers.

Het DAK-project ging in 2018 van start in vier ‘doorsnee Nederlandse palingwateren’: de Súderpolder bij Franeker, polder Westzaan (bij Zaandam), de Vinkeveense Plassen en het Markiezaatsmeer (Zeeland). Ondanks tegenslagen, mede doordat het project vanwege corona met een jaar is verlengd, zijn vrijwel alle doelen behaald. Zo is er een vracht aan data over de palingstand in elk van de vier genoemde wateren verzameld door beroepsvissers en vastgelegd door Wageningen Marine Research. 

 Tijdens het onderzoek is door de vissers ook 3.417 kilo schieraal langs migratieknelpunten geholpen.


Ecologisch

Jaap van der Meer van WMR (Wageningen Marine Research) heeft op basis van al die data een ecologisch model ontwikkeld waarmee de palingstand in alle vier gebieden kan worden beschreven. Ook kan daarmee het effect van verschillende aalbeheer-scenario’s op de hoeveelheid uittrekkende schieraal worden voorspeld. Uit zijn betoog kwam naar voren dat de ecologische karakteristieken van de palingstand in de vier gebieden enorm verschillen.

Om de door Europese beleidsmakers gewenste 40% van de geproduceerde schieraal uit te laten trekken zijn dan ook per gebied sterk verschillende maatregelen noodzakelijk. Vanuit het oogpunt van de aalstand is dat een pleidooi voor decentraal aalbeheer. Het verwachte verschil in groeisnelheid van paling in veen- en kleigebieden kon niet bevestigd worden.

In alle vier gebieden lijken de schieralen niet heel makkelijk de weg naar zee te kunnen vinden, zei Joep de Leeuw van WMR over het onderzoek naar schieraaluittrek. Maar eenmaal over de dijk gezet vond het merendeel toch de weg naar zee. In de polder Westzaan weet een gedeelte van de schieralen gezond en wel de weg uit de polder naar zee te vinden via een visvriendelijk gemaal en sluizen. Bij de andere gebieden is daar niet of nauwelijks sprake van.


Economisch

Bea Deetman (Wageningen Economic Research) vertelde over de economische consequenties van verschillende scenario’s van aalbeheer, waarbij uiteraard vooral is gekeken naar de verschillen in besomming voor de palingvisser wanneer van het huidige systeem van drie maanden sluiting van de palingvisserij in de herfst wordt overgestapt naar gequoteerde visserij (zoals nu al gebeurt bij het decentraal aalbeheer in Friesland). Uitgaande van het gemiddelde van de vier gebieden ontlopen de verschillende scenario’s elkaar weinig wat betreft het inkomen voor de visserman. De verschillen tussen de gebieden, bijvoorbeeld in bijvangst, zijn groot.

Dagvoorzitter Maarten Mens interviewde tussen de wetenschappelijke presentaties door de vissers die aan het DAK-project hebben deelgenomen. Zonder uitzondering waren hun reacties positief: veel van geleerd en ook veel om over na te denken. Peter Kooistra (Markiezaatsmeer) zei dat hij door het project nieuwe inzichten heeft opgedaan die hij ook toepast in zijn aalbeheer. Hij gaf aan dat hij vooral gezocht had naar de optimale verhouding tussen uitzet van jonge aal, de te oogsten opbrengst aan aal en de hoeveelheid schieraal die over de dijk (PODD) moet worden gezet om te voldoen aan de 40% uittreknorm van schieraal.

Bert Klinkhamer (Vinkeveense Plassen) gaf aan dat hij de samenwerking met de onderzoekers als prima had ervaren, dat wetenschapper en vissers informatie open en eerlijk hadden gedeeld en dat hij denkt dat het project het wederzijds vertrouwen heeft verhoogd. Hij gaf aan dat hij ook dit jaar zijn vangst nog controleert op gemerkte vis en afgelopen week nog een paling had gevangen die tien cm per jaar was gegroeid. Verder was het jammer dat waterbeheerders – ondanks de uitnodiging – niet aanwezig waren. Dat geldt temeer omdat vissers en waterbeheerders toch samen moeten zorgen voor het verder verbeteren van de aalstand. 


Gezenderde paling

Aan het eind van de middag was er een paneldiscussie. Namens NetVISwerk wees Han Walder op de positieve ervaringen van de bijeenkomsten van het kennisplatform met vissers en wetenschappers dat tijdens dit project regelmatig bijeen is geweest. Hier vonden levendige discussies plaats tussen de wetenschappers met hun onderzoeksresultaten en de vissers met hun praktijkervaring over de aalvisserij. Enerzijds waren die discussies voor de wetenschappers soms aanleiding om hun conclusies aan te passen en anderzijds deden ze vissers regelmatig op een andere manier naar hun eigen visserij kijken.

Zowel vissers als wetenschappers spraken de wens uit om het onderzoek ook na afloop van het DAK-project nog enige tijd voort te zetten; in alle wateren zwemmen nog gezenderde palingen, waarvan er naar verwachting de komende jaren nog tientallen gevangen zullen worden. Dat kan waardevolle informatie opleveren over de verdere groei van de palingen; hoe meer tijd er verloopt tussen het merken en terugvangen van gemerkte paling, hoe nauwkeuriger de schatting van de groei zal zijn. Jaap van der Meer gaf aan dat hij mogelijk nog eens gaat kijken naar welke factoren vooral verantwoordelijk zijn voor de grote variatie in de aalstand van de verschillende gebieden.


Iedereen vindt het een goed idee om met het huidige ecologische model ook eens naar andere wateren te kijken. Voor vissers die de data inbrengen kan dat ideeën opleveren hoe ze de aalvisserij in hun eigen viswater kunnen verduurzamen. Voor de wetenschappers kan het meer inzicht opleveren in de manier waarop het beheer van de aalstand in een meer duurzame richting is te beïnvloeden.

H De monitoring van de aalstand in de Súderpolder is uitgevoerd door Paul Boersma, samen met zijn vader Minne Boersma. Minne Boersma was enkele dagen voor het DAK symposium overleden en werd herdacht met een moment stilte.