H Margot Maathuis en Jip Vrooman bemonsteren aan boord van de ZK 1. (Foto: WMR)
H Margot Maathuis en Jip Vrooman bemonsteren aan boord van de ZK 1. (Foto: WMR) WMR

Het project Waddentools Swimway: hoe loopt het?

Flink op stoom in de Waddenzee

HARLINGEN/IJMUIDEN – Hoe maken vissen gebruik van de Waddenzee en hoe zou de visstand verbeterd kunnen worden? Dat zijn de hoofdvragen uit het grote Waddenfonds-onderzoeksproject Swimway, dat anderhalf geleden van start ging. Inmiddels zijn diverse onderzoeken flink op stoom. Onderzoekers waren afgelopen jaar veel in het veld actief, daarbij geholpen door beroepsvissers. Met het bemonsteren van kwelderkreken, het legen en plaatsen van fuiken en visvallen, het plaatsen van echosounders op de zeebodem en het zenderen van vissen. Ingrid Tulp (Wageningen Marine Research) geeft als wetenschappelijk coördinator een update van lopende onderzoeken.


In het Swimway-project gaan we op zoek naar de visstand in de Waddenzee en de oorzaken van de achteruitgang van veel vissoorten. Centraal in de aanpak is de levenscyclus van vissen: in welke levensfase komen mogelijke knelpunten voor die van invloed zijn op de populatie? En liggen de mogelijke problemen in de Waddenzee of juist op andere plekken die vissen bezoeken in de loop van hun leven? 

Onze viskennis van de Waddenzee is gebaseerd op lange termijn monitoring zoals de NIOZ-fuik en de Demersal Fish Survey. Daarmee missen we een aantal belangrijke gebieden en soortgroepen: de randen van het wad, moeilijk bemonsterbare plekken zoals schelpdierbanken, pelagische vis en grote snel zwemmende vissen. In de verschillende Swimway deelprojecten besteden we extra aandacht aan deze blinde vlekken.


Randen van het wad en schelpdierbanken

Voor de aanleg van dijken en inpolderingen bestond een groot deel van de Nederlandse kust uit kwelders en vloedvlaktes. Daar zijn nu nog maar snippers van over. Waarschijnlijk waren en zijn dit wel belangrijke gebieden voor vissen, maar we weten weinig van hoe vissen de huidige kwelders gebruiken. 

Daarom heeft PhD student Hannah Charan-Dixon kwelderkreken bemonsterd op verschillende plekken langs de waddenkust. Om een idee te krijgen van de soorten en aantallen vissen die door het seizoen heen de kwelderkreken aandoen. Daarnaast heeft ze ook onderzocht of het beheer van het gebied (bijvoorbeeld wel of geen begrazing) effect heeft op de vis in kwelders. 

Uit onderzoek in het buitenland weten we dat begrazing de kwelderbegroeiing beïnvloedt, en zo ook de insecten die er voorkomen en in de kreken terechtkomen. Dat kan weer effect hebben op de vissen die er voorkomen. 

Hannah heeft het grootste deel van het jaar verschillende kwelderkreken zowel op het vasteland van Groningen en Friesland als op Schiermonnikoog bemonsterd, zowel natuurlijke kwelders als kreken in de landaanwinningswerken. Twee keer per dag trok ze er na hoog water op uit met een team studenten om de fuiken te legen waar de vissen bij afgaand water waren ingezwommen. In de fuiken vingen ze vooral haring, grondels, spiering en jonge platvis. 

In een ander onderdeel onderzoekt Hannah het effect van grootschalige aanpassingen aan kwelders op de visfauna. In het dorp Blije aan de Friese Waddenkust is afgelopen jaar de Terp fan de Takomst aangelegd, waarbij van een groot stuk kwelder de toplaag is verwijderd. Daar vergelijkt Hanna kwelderkreken tussen het aangepaste deel en het oorspronkelijke deel van de kwelder. In 2022 wordt in het voor- en najaar op nog meer plekken vis bemonsterd. Ook wordt het voedselweb van kweldervis in kaart gebracht inclusief hoe dat samenhangt met het beheer van kwelders. Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is om te adviseren hoe kwelders het beste kunnen worden beheerd, zodat vissen er ook van profiteren.


Onderzoek naar functie van schelpdierbanken

De functie van schelpdierbanken voor vis wordt onderzocht door PhD student Maryann Watson in samenwerking met het project Waddenmozaïek. Met behulp van kubben is gedurende het hele jaar de vis bemonsterd op een aantal experimentele blokken met verschillend substraat. Daarnaast zijn ook scheldierbanken nabij Texel en Vlieland bemonsterd. 

Hiermee wil Maryann achterhalen welke vissoorten in een bepaalde fase van hun leven gebruikmaken van natuurlijke en kunstmatige riffen en schelpdierbanken, bijvoorbeeld om te schuilen, te paaien of voedsel te zoeken. Een bijzondere onderzoeksmethode die ze gebruikt is het plaatsen van hydrofoons, onderwatermicrofoons die vissengeluiden opnemen. Maryann werkt in haar onderzoek samen met vissers die zijn aangesloten bij de coöperatie Vissers van de Kust.


Pelagische vis in 

het voedselweb

Kleine pelagische vissoorten zoals haring, sprot en zandspiering zijn heel belangrijk in de voedselketen, omdat ze het voedsel vormen voor zeezoogdieren, grotere vissen en vogels. De soorten komen meestal in scholen voor, en kunnen alleen goed bemonsterd worden met netten die de hele waterkolom bevissen of met akoestische methoden. 

Elke maand ging PhD student Margot Maathuis aan boord van de ZK 1 van Jurre Kerkhof, om een week lang op vier plekken verspreid over de verschillende zeegaten in de Waddenzee met de ankerkuil vis te bemonsteren. Met als doel om een goed idee te krijgen van welke kleine pelagische vissen (soorten en leeftijden) wanneer in de Waddenzee aanwezig zijn. 

De belangrijkste soorten die de ZK 1 ving waren haring en sprot. De aanwezigheid van deze soorten in de Waddenzee heeft waarschijnlijk veel te maken met het voedsel dat ze er kunnen vinden. Daarom heeft Margot samen met student Sophie Valk ook maaginhouden van vis en zoöplankton geanalyseerd. Omdat zoöplankton te klein is om in magen te herkennen hebben ze daar een op DNA-gebaseerde methode voor gebruikt. Een opvallende ontdekking was dat naast veel kleine kreeftachtigen er ook veel vislarven en kleine vissen voorkwamen in de magen.

Een grote uitdaging binnen dit deelproject was het operationeel maken van de WBAT’s, de echosounders die permanent op de zeebodem zijn geplaatst om het schoolgedrag van de pelagische vis te onderzoeken. De WBAT’s - Wideband Autonomous Tranceivers - zijn gemonteerd aan frames van circa 1,5 x 1,5 x 1 meter, die vervolgens op de zeebodem zijn geplaatst in het Marsdiep. Het ophalen werd vaak bemoeilijkt door wandelende zandduinen die de frames gedeeltelijk overstoven. De eerste resultaten laten al prachtige patronen zien, zowel gedurende de dag als in de loop van de maanden. We krijgen zo veel beter zicht op hoe de scholen zich van uur tot uur gedragen en hoe hun gedrag wordt beïnvloed door bijvoorbeeld het getij of het tijdstip van de dag. 

Er staat voor dit jaar nog een laatste ankerkuilbemonstering op het programma. De waarnemingen met de WBATs lopen door, en we gaan in het voor- en najaar met Richard van der Vis van de TX 21 de pelagische vis in de hele Waddenzee in kaart brengen met een akoestische survey.


Verspreiding van 

zeebaars en harders

Grote soorten vis hebben het voordeel dat je ze van een zender kunt voorzien. In het deelproject waarin PhD student Jena Edwards de verspreiding en het gedrag van vier grote vissoorten (zeebaars, harder, zeeforel en ruwe haai) onderzoekt worden drie soorten zenders gebruikt: akoestische zenders (zeebaars, harders en jonge ruwe haai), data storage tags (harders en zeeforel) en satellietzenders (ruwe haai). 

In totaal heeft Jena in het voorjaar en de zomer 83 zeebaarzen en 42 harders gezenderd met akoestische zenders. De vissen werden gevangen in de NIOZ-fuik bij Texel of met kieuwnetten met hulp van Jan en Barbara Geertsema-Rodenburg van de TS 31. Om de signalen van de zenders op te kunnen vangen, is een akoestisch netwerk, bestaand uit 106 stations die de hele westelijke Waddenzee afdekken, aangelegd. Met behulp van Rijkswaterstaat zijn de ontvangers aan boeien en sparren vastgemaakt. In het najaar zijn alle stations uitgelezen, een enorme klus want elke ontvanger moest daarvoor weer worden opgezocht. De stand eind december was dat bijna 70% van alle uitgezette vissen gedetecteerd waren door het netwerk. 

Jena analyseert momenteel de data. De eerste resultaten laten zien dat zeebaarzen heel lokaal blijven en zich weinig over grotere afstanden verplaatsen, terwijl harders (zowel diklip als dunlip) veel grotere afstanden afleggen. Zo werd een diklipharder die op 15 juni op Terschelling was losgelaten twee weken later bij Den Helder gemeld.


Onderzoekspartners

Het Swimway-onderzoek wordt uitgevoerd door een groot team van circa 25 onderzoekers en studenten met inzet van een aantal verschillende vissers. Het consortium bestaat uit de Waddenvereniging, Wageningen Marine Research, het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), de Rijksuniversiteit Groningen, Sportvisserij Nederland en Rijkswaterstaat. Het project wordt gefinancierd door het Waddenfonds, de noordelijke provincies en het ministerie van LNV. 


31 maart: 

informatiebijeenkomst 

voor vissers

Op donderdagmiddag 31 maart wordt een Swimway-informatiebijeenkomst voor vissers en andere belangstellenden in Het Vikingschip in Den Oever georganiseerd. Onderzoekers geven dan een update van de deelprojecten, en er is gelegenheid is tot het stellen van vragen. Tijden: van 14.00 uur tot 17.00 uur.


Aanmelden voor deelname 

kan via e-mail: 

info@swimway.nl.


Voor vragen over het 

Swimway-project: 

info@swimway.nl. 


Er is ook een website swimway.nl en je kan je abonneren op de Swimway nieuwsbrief.

Meewerkende vissers

Hoe ervaren meewerkende vissers zoals Jan en Barbara Geertsema-Rodenburg het Swimway project tot nu toe? Barbara valt het vooral op dat de onderzoekers en zijzelf veel op elkaar lijken. ,,Ze zijn net zo gedreven: niet piepen of zeuren. Lange dagen en gekke werktijden doen er niet toe, het gaat om de vis. Dus pas pauzeren als het werk af is. Die mentaliteit die nodig is om succesvol te kunnen zijn als visser, die harde kop, dat hebben de onderzoekers die met ons mee waren net zo”, zegt zij. ,,We delen ook de nieuwsgierigheid en de wil om vissen te begrijpen. Net als de nieuwsgierigheid naar alle veranderingen op de Waddenzee en soms de zorgen hierover. En het besef dat er zo ontzettend veel is wat we niet weten. Het delen van stukjes kennis over wat je wel weet is daardoor extra leuk.”

Jurre Kerkhof (ZK 1) heeft de pelagische visbemonstering als een hele leerzame maar niet makkelijke klus ervaren. ,,In vijf dagen het hele wad over en in vier zeegaten en twee getijen vissen. Dat was veel plannen, rekenen en doorzetten”, vertelt Jurre. ,,Gelukkig had ik fantastische mensen mee waar ik ontzettend veel respect voor heb gekregen; geen gezeur maar aanpakken. We hadden vangsten die deden verbazen en vangsten die teleurstellend waren. Bloemetjes en zeesla maakten het niet gemakkelijk. Soms zorgde een verlaging in de waterstand of harde wind ervoor dat we het veldwerk in twee weken moesten doen, of een weekendje door moesten. Al met al ben ik zeer tevreden omdat we het uiterste eruit hebben gehaald.”

H Jena Edwards vangt samen met Barbara en Jan Geertsema zeebaars en harder met kieuwnetten, waarbij de vis zeer kort in het net zit om gezenderd te kunnen worden. (Foto: Erwin Winter)
H Margot Maathuis en Sophie Valk bemonsteren aan boord van de ZK 1. (Foto: WMR)