H Met Virginijus Sinkevicius, de Europese commissaris met visserij en milieu in zijn portefeuille.
H Met Virginijus Sinkevicius, de Europese commissaris met visserij en milieu in zijn portefeuille. xx

Pim Visser had afscheid als visserijlobbyist bij VisNed anders voorgesteld

Over vertrouwen, verdienen en netwerken

DEN HELDER – VisNed ligt uit elkaar. Met als gevolg dat Pim Visser bedankt is en vanaf het nieuwe jaar 2022 geen directeur meer is van deze nationale organisatie van kotter-producentenorganisaties. Zijn afscheid als landelijk visserijvoorman en lobbyist had Visser zich natuurlijk heel anders voorgesteld. Ja, dat doet pijn. Want VisNed voelde een beetje als ‘zijn kindje’. Maar de mooie herinneringen blijven. Over vertrouwen, verdienen en netwerken in de visserij.


Hoogtepunten

,,Het werken met varende vissers was alle jaren telkens weer een hoogtepunt. In de vele projecten en in de lobby. Die samenwerking is cruciaal. Zonder actieve vissers is belangenbehartiging een lege huls en soms een hol vat. De vissers zijn namelijk de echte ambassadeurs van hun boodschap. 

Het is niet eenvoudig om te beschrijven hoe goed het is om de constante steun en gastvrijheid vanuit de sector te ervaren. Nooit tevergeefs een beroep te doen op vissers om weer aan een proef of weer aan een onderzoek mee te doen. Of weer te zorgen dat een grote schare van politici, ambtenaren, ngo-vertegenwoordigers of wie dan ook kennis konden opdoen in de vele (kennismakings)rondjes ‘Visafslag en Texelbezoek’ die we organiseerden. Daar ben ik dankbaar voor. Het VisNed-team was daarin ondersteunend. 

Het bouwen aan en werken met dat VisNed-team was zeker ook een hoogtepunt. Zo verschillend, zoveel werkvelden en toch samen gefocust op de belangen van de varende vissers. Tenslotte noem ik in dankbaarheid de unieke en jarenlange vriendschappelijke samenwerking met Gerard van Balsfoort. Die is eigenlijk niet anders te omschrijven dan ‘veilig en vertrouwd’. Ik ben hem heel erg erkentelijk.

Vanuit de professionele lobby gezien was trouwens het proces van de Brexit voor mij ook een hoogtepunt, omdat daar de allerbeste lobbykrachten samenkwamen, waar iedere betrokkene alleen maar respect voor kan hebben en veel van kan leren.


Dieptepunt

Met afstand is het verloop van het pulsdossier het absolute dieptepunt. Omdat het met alle wijsheid van nu en achteraf bezien misschien heel anders had kunnen lopen als we het als Nederlanders anders aangepakt hadden. We zijn bijvoorbeeld (allemaal bij nader inzien) veel te laat begonnen met de Europese lobby, daarin is het niet gelukt om LNV, wetenschap, sector en ngo’s echt met focus in (h)echte gezamenlijkheid te laten optrekken. Daarin hebben we niet op tijd door gehad dat gelijk hebben iets anders is dan gelijk krijgen. Ook werkten we toen (en nu nog steeds) onvoldoende aan een gunfactor. 

Het grote punt is dat toen we het door hadden het eigenlijk al te laat was. We zijn (veel te) erg van onszelf overtuigd. En toen we het doorkregen kwam er geen radicale koerswijziging. Ook hier is de kracht van het individualisme in de sector de zwakte gebleken. Wat trouwens nog steeds ontbreekt is een open terugkijken naar dit debacle om te leren voor de toekomst. Ik zie dat we toch dezelfde fouten in allerlei dossiers wederom dreigen te maken. De sector moet durven leren en dat vraagt soms om zelfkritiek en kwetsbaarheid. Dat vermogen is maar weinigen gegeven.


Den Haag

Het is voor de kottersector essentieel dat er goede werkverhoudingen zijn met de uitvoerende ambtenaren bij LNV en RVO. Zorg dat het ‘klikt’, niet alleen professioneel, maar ook de persoonlijke klik is van groot belang. Vertrouwen moet je krijgen, maar ook verdienen en het is zaak om actief en bewust te bouwen aan vertrouwen. De sector heeft meer historische kennis van de ontwikkelingen van de ingewikkelde materie van het nationale en internationale beheer van de visserij dan de uitvoerende ambtenaren bij LNV en RVO. Simpelweg omdat de ‘doorstroomsnelheid’ bij de overheid vele malen hoger ligt dan in de sectororganisaties. Die continuïteit in de sectorvertegenwoordiging is een voordeel, maar hiervoor geldt ook ‘adeldom verplicht’; de kotterorganisaties hebben een impliciete verantwoordelijkheid om hun kennis ook te delen in het belang van hun leden.

Datzelfde geldt voor het opbouwen van relaties met Tweede Kamerleden. Die overigens pas ingeschakeld moeten worden in geval het echt niet lukt om zaken op ambtelijk niveau te realiseren. Inschakelen van de Tweede Kamer op essentiële punten is een ‘noodprocedure’ die maar af en toe gebruikt mag worden en daar schiet de visserij met alle organisaties en actiegroepen regelmatig in haar eigen voet. Het is wel zaak om de Tweede Kamerleden goed op de hoogte te houden. Politieke onafhankelijkheid is hierbij een voorwaarde. De kotterorganisaties mogen niet meegezogen worden in Haagse politieke spelletjes. Een serieuze belangenorganisatie is geen politieke speler met een politieke voorkeur.


Brussel

In Brussel is het, nog veel meer dan in Den Haag, een kwestie van netwerk. We hadden daar een jarenlange achterstand en gaan die, zo vrees ik, nu weer oplopen. Dat is ons duur komen te staan in het pulsdossier. Eigenlijk moet je gewoon één of twee vaste mensen op ‘Brussel in brede zin’ hebben, ik deed het er altijd bij, twee á drie dagen in de week. 

Om op Europees niveau goed de belangen van de kottersector te kunnen behartigen moet je investeren in het opbouwen en onderhouden van een netwerk. Je moet er voor zorgen een lid van ‘de Europese visserijfamilie’ te worden. Daar moet je als organisatie tijd en geld voor beschikbaar stellen. Als belangenbehartiger moet je er ook persoonlijk tijd in willen investeren en je moet er de juiste sociale vaardigheden voor ontwikkelen. Om in Brussel te kunnen opereren moet je tenminste twee Europese talen goed beheersen, maar liever drie of vier, dus Engels, Frans, Spaans en Duits. 

Het voluit meedraaien in het werk van de AC’s en EAPO en Europêche is wezenlijk. Gewoon initiatief nemen en schrijf- en denkwerk verrichten. Niet wegduiken als er inzet voor een werk- of focusgroep gevraagd wordt. Alleen op die manier kom je in contact met de juiste mensen in de Europese Commissie en het Europese Parlement. 

Het belangrijkste is echter dat je het leuk vindt. Dat je er lol in hebt om daar te socialiseren. Europees lobbyen is wezenlijk anders dan Haags lobbyen. Europees lobbyen is gewoon een vak apart en erg veel praat-, lees- en schrijfwerk, dus dat moet je liggen. Zorgen dat je er vanaf de allereerste trend en non-paper tot aan de laatste trilogen bij aangehaakt bent en blijft is essentieel.


De actuele dreigingen

Er zullen de komende periode heel veel bedreigingen op de visserij afkomen in Europa. Denk maar aan de invloeden vanuit Green Deal, Operatie Starfish (aanval /bodemvisserij), Programma Fit for 55, herziening KRM en de Biodiversiteitstrategie, om een paar van die bedreigingen te noemen. 

De boomkorvisserij staat in de frontlinie van een brute aanval. Daarin kan de Nederlandse en Belgische sector als het ware ‘kanonnenvoer’ worden. Daar moeten we ons tegen durven te wapenen, maar daar hebben we ook partners voor nodig. Partners in de Europese visserijsector. Maar ook partners buiten de sector, en die worden momenteel, helaas, vaak via sociale media door de sector neergesabeld. Dat is echt onhandig. 

Daar speelt ook bij dat er in 2024 een nieuw Europarlement komt. De kans dat er bekende gezichten in het PECH-comité terug komen is klein, dus dat vraagt om een geheel nieuw netwerk. Aan de opbouw daarvan kan niet vroeg genoeg begonnen worden. 


EAPO en Europêche

De belangen in Europa, zoals de aanval op bodemvisserij, kun je niet alleen vanuit en door Nederland behartigen. Daarom is het goed dat de Nederlandse visserij is aangesloten bij Europese koepels. Van dat lidmaatschap heb je echter alleen een optimaal voordeel als je actief bent in die organisaties. Dat is de afgelopen jaren bij VisNed zeker gebeurd. 

Tegelijk gelden hier dezelfde voorwaarden als bij de politieke Europese lobby: talen spreken, tijd investeren, hard werken, nieuwsgierig zijn en lol in hebben. 


Wind op zee

De ongebreidelde uitrol van Wind op Zee is een gegeven en stopt niet. Het nieuwe kabinet schijnt er zelfs nog een schep bovenop te doen. Dat is de ongemakkelijke realiteit waar de sector mee om moet gaan. 

Het gaat er niet om of de visserij voor of tegen wind op zee is. Dat is de vraag niet. Het gaat er om dat Wind op Zee de visserij van de traditionele visgronden verjaagt en dat dat niet zomaar kan. Tegelijk is de mogelijkheid om te kunnen vissen een gebruiksrecht van de vrije zee, zonder dat er een juridische titel is. Het claimen van schade op juridische gronden is dus heel lastig. Juristen adviseren vooral om maximaal in te zetten op een politieke oplossing en samenwerking. Daarbij is het motto ‘zit je niet aan tafel dan sta je op het menu’ eigenlijk alles bepalend. 

Dus moet de visserij zeggen wat haar visie is, wat ze wel wil en op die manier het beste resultaat halen en de grootste schade beperken. Dat is geen leuke boodschap, dat strookt (volkomen terecht) niet met een gevoel van ‘oudste rechten’, maar het is wel de werkelijkheid waar de visserij mee te dealen heeft. En in zo’n situatie moet je vriendelijk zijn en zorgen dat partijen aan jouw (morele) kant komen te staan. 


Visafslagen

Er zal ongetwijfeld veel gaan veranderen en dat moet ook. Transparante prijsvorming is essentieel, maar dat is wat anders dan krampachtig vasthouden aan de veilklok als het enig juiste hulpmiddel. De website Marktplaats is super succesvol en heeft geen klok. De sierteeltsector kent een variëteit aan hulpmiddelen om de juiste prijs te bepalen. Waarom zou de vissector zich niet moeten bezinnen op nieuwe manieren van werken?

Daar komt bij dat visafslagen qua arbeidsmarkt altijd konden rekenen op meer aanbod aan mensen dan ze vraag hadden. Dat gaat veranderen en de regelgeving rond de arbeidsmarkt en flexibiliteit in werktijden is visafslagen niet welgezind. Ook daar moeten oplossingen komen. 

En als de vloot krimpt moeten afslagen zich ook aanpassen. Kortom alle aanleiding voor een brede bezinning. 


Visserijtoekomst

De toekomst van de visserij staat of valt met de economische levensvatbaarheid en de maatschappelijke acceptatie. Zonder verdienmodel geen toekomst voor de visserij op langere termijn. De vraag naar de houdbaarheid van het huidige verdienmodel in de diverse vlootsegmenten is in de afgelopen decennia maar af en toe aan de orde geweest. Het wordt nu echter een nijpender vraag. 

De vangbaarheid van tong en schol is slechter dan de ICES-adviezen zouden doen vermoeden. De aanvoer is minder dan velen verwachten, de kosten van brandstof zijn erg hoog en de beschikbaarheid van voldoende en geschoolde bemanning staat onder druk. Zie hier het (enorme) probleem in een notendop.

De visserijwereld is de afgelopen decennia erg veranderd. Van puur boomkorvisserij op schol en tong is de Nederlandse kottervisserij veel diverser geworden. Garnalenvisserij is qua aantal schepen dominant, flyshootvisserij is enorm opgekomen en de meest winstgevende deelsector gebleken. En na het pulsdebacle zijn de gevoelens in de boomkorvisserij met wekkerkettingen zeer negatief. Voeg daarbij de blijvende gevolgen van klimaatverandering op de Noordzee en de kanteling op het gebied van maatschappelijk draagvlak en ruimtelijke ordening. Dan heb je het hele palet aan uitdagingen waar de Nederlandse kottersector zich mee geconfronteerd weet.

Die confrontatie kan niet aangegaan worden op de ouderwetse manier van ‘wij eisen’ of met ‘een ram op tafel’. Wie denkt dat daarmee anno nu een goede toekomst gegarandeerd kan worden maakt een enorme vergissing. Dan is er geen enkele herkenning van de tekenen van de tijd. Een spagaat waar de sector in zit is echter dat de achterban juist wel wil horen dat men eist en tegen de ontwikkelingen op zee is. 

Maar de hoofdvraag is dan of je als bestuurder het lef hebt om het gesprek met je achterban aan te gaan, of dat je mee gaat in het geluid van vechten en eisen, terwijl je daar niks mee bereikt. Kijk naar VisWad, kijk naar het Noordzeeoverleg. Ook zonder de visserij gaan de windplannen door. En intussen heeft de sector geen inbreng geleverd aan de voorkant van het aanvullend ontwerpprogramma Noordzee, met daarin een enorme extra windopgave tot én na 2030. Dat hebben de vertegenwoordigers laten lopen om maar gehoor te geven aan de oproep om ‘hard op te treden’, maar zonder resultaat. Tel uit je winst (of verlies). 

De kottervisserij kan deze veranderingen niet eigenstandig het hoofd bieden. Dat moet in coalities met anderen, met de pelagische sector, met de afnemers van de vangsten, met andere Noordzeegebruikers, met collega Noordzeevisserijorganisaties, met de nationale en Europese overheid en met de maatschappelijke organisaties in de brede zin van het woord, om er alvast maar eens een paar te noemen. Het sluiten van coalities betekent onvermijdelijk ook dat er bereidheid tot het sluiten van compromissen moet zijn. 

Brexit heeft in dit verband de visserijsector keihard met de neus op de feiten gedrukt. Op zichzelf staand is de sector van ondergeschikt belang. Het lukt alleen in combinatie met, zoals in Brexit de koppeling met handel en energie. Als het er echt op aan komt is de visserijsector in een groot politiek proces eigenstandig uiteindelijk niet meer dan een willekeurige cel in het grote Excelsheet van beslissingen. 

Om die coalities te kunnen smeden moet de kottersector wel weten waar ze staat, wat ze te bieden heeft en waar ze heen wil. Kortom: de sector moet in brede zin een eigen visie op haar toekomst hebben. Wat de kottersector niet moet doen, is blijven hangen in de slachtofferrol. Ze moet de visie op haar eigen toekomst niet laten bepalen door anderen en zeker niet door de overheid. Dit vergt van visserijbestuurders een andere aanpak van hun manier van besturen. Er moet een loskoppeling komen tussen de operationele en de beleidsmatige zaken. Operationele zaken horen bij een werkapparaat van PO’s. 

Als het echt om beleid gaat moeten bestuurders breder kijken, breder dan alleen het eigen bedrijf of de eigen visserijgemeenschap. Het betekent dat ze zich rekenschap moeten geven van de ontwikkelingen in de politieke en maatschappelijke arena en de eigen positie daarbinnen. Erkennen dat het beeld dat van buiten op hen af komt weliswaar bedreigend is en mijlenver af staat van de eigen belevingswereld, maar dat het wel geaccepteerd moet worden als een realiteit waarmee en waarbinnen gewerkt wordt. En ze moeten pijnlijke gesprekken durven voeren met hun achterban. Emotie en ratio staan op dit moment in de sector tegenover elkaar, en soms is wat je wil zeggen niet hetgeen waarmee je bereikt wat je wil bereiken.

Er zijn veel goede adviseurs beschikbaar die de visserij een meer dan warm hart toedragen. Adviseurs die de sector willen en kunnen helpen bij het vinden van de juiste weg in de veranderde en nog steeds sterk veranderende wereld. Maar als je met hetzelfde team beter wil gaan voetballen heb je wel een ander inzicht nodig dan je eigen inzicht. Om verbeteringen te realiseren worden in de sport coaches en samenstellingen gewisseld. Dat gebeurt in de kottersector (wellicht te) weinig.’’




Willem Visser (roepnaam Pim, 1957) reed, vloog, belde, mailde en appte de afgelopen tien jaar van hot naar her om de Nederlandse visserijbelangen voor het voetlicht te brengen. Weinig kotterbestuurders waren op het internationale podium zo actief als Visser.

Visser groeide op op de familiescheepswerf Visser Den Helder, toen zijn vader Okke en oom Henk de leiding van grootvader en oprichter Willem hadden overgenomen. Vader stimuleerde een gedegen bedrijfskundige opleiding aan Nijenrode (Breukelen) en Delft. Een half jaar werkte Visser op een (nu enige overgebleven Ierse) werf in Killybegs en bij een organisatie-adviesbureau in Nederland voordat hij in 1982 als management-assistent in het familiebedrijf kwam. In goed overleg besloot de familie dat in een zelfstandig voortbestaan van de werf geen toekomstmuziek zat, waarna de scheepswerf in 1993 werd verkocht aan het Damen-concern. Onder die vlag bleef Pim aan het roer, tot 2002.

In 2002 solliciteerde hij naar de overkant van de weg, naar de Coöperatieve Visafslag Den Helder/Texel, die samen met de zusterafslag Coöperatieve Visafslag Den Oever een directeur zocht. Als afslagdirecteur van twee coöperaties in de Noordkop kreeg Visser bestuurlijke functies in Nederland en Europa. Eerst bij de toenmalige EAFPA, de verenigde Europese visafslagen. En bij het Productschap Vis. En vervolgens in de RAC’s, de regionale adviescomités (nu AC’s genoemd). Op het internationale podium werd veel opgetrokken met Gerard van Balsfoort en Nathalie Steins van het – inmiddels opgeheven - Productschap Vis. 

Samen met Geert Meun en Jaap Hennekeij werd in 2009 gewerkt aan één landelijke kotterorganisatie cq. PO-koepel, waarin volgens het plan de Federatie van Visserijverenigingen en de Nederlandse Vissersbond in zouden opgaan. Dat ging niet door. Wel werd de Federatie van Visserijverenigingen in 2010 een coöperatie van producentenorganisaties, de geboorte van VisNed. Pim Visser werd vanuit Visafslag Hollands Noorden (de samenwerking van de twee coöperatieve visafslagen Den Helder/Texel en Den Oever) gedetacheerd als directeur bij VisNed. 

Op de allereerste vergadering van VisNed in Hotel Schiphol in het voorjaar van 2010 noemde Visser twee speerpunten van beleid: markt en ruimtelijke ordening. Over het woud aan windmolens zei Visser toen: ,,Er komt heel wat op ons af. We kunnen en zullen niet alles over onze kant laten gaan en laten ons eigen geluid stevig horen. Maar leuker kunnen we het niet maken.’’


Eigen toekomst

,,Ik vind het jammer dat mijn kennis en netwerk vervliegt, maar dat is een bewuste keuze vanuit de visserij geweest. Ik hoop op nog ruim twee actieve jaren voor mijn pensioen. Tegelijk maak ik me wel in toenemende mate zorgen om de vissers in mijn nabije omgeving en waarmee ik ben opgegroeid. Ik zie hen worstelen met de veranderende omstandigheden, vooral economisch. Ik wil hen, voor zover ik dat kan, terzijde staan. Ik wil daarom tot mijn pensioen vooral inzet plegen voor de regio. Dat is ook de regio waar ik woon en waar ik na mijn pensioen sociaal actief wil zijn blijven.

De afslag is mijn werkgever en vaste basis. Ik ga mijn uiterste best doen om samen met het bestuur die Coöperatieve Visafslag een bestendige toekomst te geven. We hebben het plan dat te gieten in de vorm van een Blueport Centre, waar de afslagfunctie in blijft bestaan. Ik hoop dat onze visafslag in dat kader ook samen met de andere Pefa-afslagen kansen krijgt en kan pakken om voorop te lopen in de ontwikkelingen rond het vermarkten van de verse vis, van de garnalen en van de Noorse kreeftjes. 

Ook zal ik me als ambassadeur van de regionale ‘North Sea Energy Gateway' gaan inzetten. Doel daarvan is dat het regionale bedrijfsleven, de haven, de luchthaven en het onderwijsveld zich in de vorm van een ‘community' optimaal positioneren en de kansen grijpt die de Blauwe Economie onze Noordkop-regio biedt en nog gaat bieden.

Kortom: ik ga de komende jaren enthousiast en in vertrouwen bekende en nieuwe paden op.''

H Overdracht van het voorzitterschap van de EAPO aan de Deense voorman Esben Sverdrup-Jensen
H Visserij verdedigen op de buis.
H Met Tweede Kamerleden op pad.
H Samen met collega visserijbestuurders in overleg met LNV-minister Carola Schouten en haar staf
H Op de bres voor de pulsvisserij. Minister Schouten test de pulsbak.
H In Schotland. Uitleg over de Nederlandse onderzoeksprojecten in het kader van de aanlandplicht.
H In de wandelgangen bij het toenmalige Productschap Vis.
H in Zuid-Amerika, op uitnodiging voor uitleg over het EU-visserijbeleid.