H In het huishoudelijk gedeelte werd Guus Pastoor herkozen als voorzitter van AIPCE voor weer een termijn van twee jaar.
H In het huishoudelijk gedeelte werd Guus Pastoor herkozen als voorzitter van AIPCE voor weer een termijn van twee jaar. Visfederatie

Europese visindustrie overlegt met Europese Commissie

Vishandel vraagt om realiteitszin

BRUSSEL – De grote koepel van visverwerkers in de Europese Unie – AIPCE-CEP - hield vorige week haar algemene ledenvergadering in Brussel. Nederlandse visindustrie wordt in deze koepel vertegenwoordigd door de Visfederatie. Vooraf werd overleg gevoerd met topambtenaar Charlina Vitcheva, die leiding geeft aan DG Mare van de Europese Commissie, het directoraat dat gaat over visserijzaken. Visfederatie-voorzitter Guus Pastoor, die werd herkozen als voorzitter van de EU-koepel, doet verslag.


Met vertegenwoordigers uit twaalf lidstaten en drie derde landen (als toegevoegd bijzonder lid) vertegenwoordigt AIPCE/CEP een grote industrie. Binnen de EU ligt de productiewaarde rond de 32 miljard euro, en zijn meer dan 4.000 bedrijven actief (exclusief transport en logistiek, diensten en toeleverende industrie).

Dankzij de nodige Covid-voorzorgsmaatregelen was het mogelijk om in Brussel bijeen te komen. Voorafgaand aan de ledenvergadering was een overleg met directeur-generaal Charlina Vitcheva van DG Mare van de Europese Commissie gepland. Tijdens dit overleg kwamen onder andere de Controleerordening, Handelsnormen en de EEA-overeenkomst aan de orde. De EEA-overeenkomst betreft het vrijhandelsverdrag waarmee de voor de visindustrie belangrijke landen als Noorwegen en IJsland gelijk geschakeld worden met de interne EU-markt; denk aan gelijke veterinaire regels en vrije handelstarieven en handelsquota.


Traceerbaarheid

Het nieuwe wetsvoorstel rondom de Controleverordening is nog steeds in bespreking, en wel tussen de lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie (triloog). Voor AIPCE-CEP zijn de traceerbaarheidsregels in deze verordening van belang. Elk verwerkend/verhandelend bedrijf is, in verband met voedselveiligheid, verplicht een goed werkzaam traceerbaarheidssysteem te hebben. Een goed traceerbaarheidssysteem is ook een eis voor duurzaamheidscertificaten als MSC of ASC.

In het nieuwe wetsvoorstel zijn echter verdergaande bepalingen opgenomen die samenhangen met de legaliteit van de visproducten. Hier bestaan echter ook al regels voor, denk aan de IUU-regelgeving voor importvis en de controles bij aanlanding van EU-vis. Als die controles goed uitgevoerd worden ligt het controlemoment daar waar het als eerste hoort: aan het begin van de keten.

De Europese Commissie stelt regels voor die moeten garanderen dat op elk moment in de keten zeer gedetailleerde informatie aanwezig is over alle handelingen in de keten die de vis ondergaan heeft. In feite wil men één vis ergens in de keten pakken en direct alle informatie hebben. Dat kan nu ook al, maar dat kan niet altijd per individuele vis. Bij kleinschalige visserij die onverwerkt verkocht wordt is dat vaak nog wel mogelijk.

Maar bij industriële visserij werkt men met batches van vis van een boot of vangst. Vervolgens gaan verwerkers de vis sorteren en verwerken. In dit proces gaan de oorspronkelijke batches van een boot vaak samen met die van andere boten en ontstaat er een nieuwe batch. Daarvan is precies bekend van welke groep schepen die vis komt. Hoe groot die batches zijn hangt af van de inschatting van het risico. Als batches bestaan uit vis van heel veel schepen zal een verwerker al die vis moeten terughalen in geval van een recall. De koper krijgt alle informatie van de leverancier en die krijgt het weer van zijn leverancier (één stap terug, één stap vooruit). De traceerbaarheid is gegarandeerd, maar het is de ondernemer die beslist hoe hij dit binnen zijn bedrijf organiseert. In de nu voorgestelde regels voor traceerbaarheid ziet AIPCE/CEP te weinig terug van de praktijk van verwerkers, en teveel detailvoorschriften.

In het overleg heeft AIPCE-CEP aan de hand van concrete voorbeelden duidelijk gemaakt dat er praktische bezwaren kleven aan de voorstellen van de Commissie. Zo is de situatie geïllustreerd van een sardine-conservenfabriek in Frankrijk die zowel vis koopt van lokale kleinschalige visserij als van grote importpartijen. 

De voedselveiligheidsbenadering (één stap terug, één stap vooruit in de keten) is bij bedrijven ingevoerd, werkt en is eenvoudig te hanteren. Waarom dan nog meer regels in de keten als de controles op de naleving van de bestaande regels nu blijkbaar al te moeilijk zijn? AIPCE-CEP is van mening dat de verantwoordelijkheid voor traceerbaarheid en informatie bij de bedrijven moet liggen, maar dat die bedrijven dan ook zelf moeten bepalen hoe zij de waarborgen geven die gevraagd worden. Het gaat om het doel en niet het middel. 

DG Vitcheva gaf aan bij haar standpunt te blijven, en verwees naar de plannen voor verplichte digitale systemen. Het Europees Parlement volgt de voorstellen van de Commissie min of meer, maar de lidstaten hebben tot nu toe een andere positie ingenomen als het om de traceerbaarheid gaat. De lidstaten zien voor producten die verwerking ondergaan meer in de bestaande voedselveiligheidsregels. 

Het valt te hopen dat enige realiteitszin overeind blijft in de uiteindelijke besluitvorming, anders ontstaat er weer een kostbare papieren tijger. Extra kosten, geen toegevoegde waarde.


Duurzaamheid

Een ander punt in het overleg ging over duurzaamheidscriteria in handelsnormen. Ook hier ziet AIPCE-CEP praktische bezwaren. Handelsnormen zijn de minimum verkoopmaat en de versheidsklassen E, A en B. Dit zijn B2B-kwaliteitscritera, criteria voor bedrijven in de keten en dus niet voor de consument. Voor dat laatste zijn er uitgebreide labellingsregels. 

Duurzaamheid is een heel ander criterium, dat bovendien eerst nog goed gedefinieerd moet worden. Hebben we het over ecologie, of ook over economie? DG Vitcheva gaf aan dat de Commissie hierover nog geen standpunt heeft, maar onderzoek doet naar de opties. AIPCE-CEP is van mening dat duurzaamheid een afzonderlijk traject moet zijn, en eventuele regels hierover hangen samen met consumenteninformatie.

Tenslotte is de EEA-overeenkomst aan de orde geweest. EEA staat voor European Economic Area, oftewel de Europese Economische Ruimte. De moeizame onderhandelingen met onder andere Noorwegen over de vangstquota leiden ertoe dat de EEA-overeenkomst met handelsregels voor importen uit Noorwegen al maanden geleden is verlopen. Zonder visserijovereenkomst geen handelsovereenkomst is de politieke afweging. Hierdoor ontstaan er nu tarieven bij import voor vis voor verdere verwerking in de EU. AIPCE-CEP heeft er op gewezen dat er situaties zijn ontstaan waarbij bijvoorbeeld voorbewerkte haring uit Noorwegen tegen nultarief de EU binnen kan, terwijl de onverwerkte haring uit Noorwegen die bedoeld is voor verwerking in de EU bij invoer tegen een standaard tarief aan loopt.

Al bij al zijn er veel zaken waar AIPCE-CEP vraagtekens bij plaatst. De Europese Commissie moet steeds meer politiek handelen om tot een compromis binnen Europa te komen. Dit heeft echter een prijs in de vorm van regelgeving die ofwel te vaag is en tot ongelijke naleving leidt, dan wel onnodig gedetailleerd is en vervolgens slecht aansluit bij de praktijk in de viswereld.


Lobby

Het geeft weer aan dat overleg via de EU-koepel met de Europese Commissie van groot belang is om het juiste evenwicht te helpen bereiken. In de jaarvergadering van AIPCE-CEP is dan ook besloten om extra budget vrij te maken voor een intensievere lobby in Brussel.

Een onderdeel van deze lobby zullen periodieke webinars zijn waarin het bedrijfsleven de praktische punten laat zien die raken aan de regelgeving. De eerste daarvan vond overigens al op 2 december plaats, met als onderwerpen: het bovenvermelde rond traceerbaarheid, consumentenbenadering door een grote Italiaanse tonijnhandel (Bolton Group) en marktvooruitzichten, met name de verwachtingen voor de grondstofvoorziening voor de verwerkende industrie in Europa. 

Die vooruitzichten zijn niet zonder zorgen, gegeven de moeilijkheden bij de internationale logistiek vanwege Covid, de lagere quota voor witvis als pollak en de lage benutting van een aantal vangstquota. Het EU-quotum voor heek wordt steeds minder benut; nu zo’n 50%. Voor schol ligt dat rond de 35%. Daar zijn allerlei redenen voor, maar feit is dat er onbenut potentieel ligt bij de Europese visserij voor vis die zeker verkocht zou zijn geweest in de markt. De keerzijde daarvan is dat de verwerkers meer vis van buiten de EU moeten halen om rendabel te blijven. 

Deelname en waardering van de deelnemers aan het webinar was goed, en dat is voor AIPCE/CEP een teken dat deze werkwijze effectief kan zijn.


Vanaf volgend jaar hopen Estland en Litouwen zich als nieuwe leden aan te sluiten bij de koepel, waarmee de vertegenwoordiging vanuit Oost-Europa completer zal worden en daarmee de dekking in Europa van AIPCE/CEP.