Voorzitter Adri Boone, Leo Pekaar en Adri de Koeijer bij het panoramaschilderij ‘Gezicht op de haven van Yerseke’, een van de blikvangers in het museum.
Voorzitter Adri Boone, Leo Pekaar en Adri de Koeijer bij het panoramaschilderij ‘Gezicht op de haven van Yerseke’, een van de blikvangers in het museum. Visserijnieuws

Oosterscheldemuseum heeft plannen

Algemeen

YERSEKE – Het Oosterscheldemuseum heeft uitbreidingsplannen. ,,We willen het hele verhaal van onze rijke mossel- en oestercultuur nog breder vertellen.’’

Aan tafel met koffie en een Zeeuwse bolus vertelt voorzitter Adri Boone van de Stichting OosterscheldeMuseum Yerseke kort over de uitbreidings- en tegelijk moderniseringsplannen. Het bestuur hoopt ook meer interesse vanuit de schelpdiersector te kunnen kweken voor de cultuur en historie. ,,We houden de blik op het water.’’

Het Oosterscheldemuseum – sinds 1995 ondergebracht in het voormalige gemeentehuis naast de Hervormde Kerk – telt nu twee expositiezalen. Naastgelegen panden horen ook bij het complex en worden er straks bijgetrokken.

Bijkans het hele museumbestuur heeft zijn of haar roots in de mossel- danwel oesterbranche, maar niemand heeft er zelf zijn/haar brood in verdiend. De verhalen hebben veel overeenkomsten, de strenge winter van 1962/1963 is bepalend geweest. Alles vroor die winter dood.

,,De overheid zei: Stop d’r maar mee, want de Oosterschelde gaat toch dicht en wordt dus zoet’’, vertelt Boone, wiens opa de hoogaars YE 190 had en de ouders een oesterkweekbedrijfje. Boone zelf zat destijds op de technische school en vervolgde een loopbaan in de weg- en waterbouw.

Vrijwilliger Leo Pekaar – zijn levenlang gewerkt bij Rijkswaterstaat en Royal Haskoning - groeide op in een gecombineerd schelpdierbedrijf: in de winter oesters en in de zomer op wilde mosselen. ,,De Gebr. Pekaar had te weinig grond voor een volledige teelt en werkte daarom samen met collega’s. Mijn broer had de YE 14 ‘De Paraat’. Na de winter van 62/63 halveerde de omzet, daarna is nog jaren aangemodderd, maar er was geen toekomst.’’

Ook de familie van vrijwilliger Adri de Koeijer – fietsenmaker van beroep – had destijds een oesterkweekbedrijf dat ter ziele ging. Van de bijna tweehonderd oesterbedrijfjes in Yerseke bleven er nog geen tien over. De platte Zeeuwse oesters waren niet winterhard. Daarom werd er ook oesters geïmporteerd, waarmee uiteindelijk de Bonamia-parasiet werd ingevoerd.

De historie van de mosselvisserij en oesterkweek is ondergebracht in de oude raadzaal. Bij de entree staan in een vitrine modellen van ‘protestantse’ hoogaarzen en ‘katholieke’ hengsten. Aan de wand hangen de portretten van baron Otto Groeninx van Zoelen en jonkheer J.L.H. Pompe van Meerdervoort en, die in de negentiende eeuw aan de basis stonden van de oesterkweek en welvaart in Yerseke. De twee heren financierden de aanleg van de eerste oesterputten aan de Havendijk. ,,Afgekeken van de Fransen. Eigenlijk was het niks nieuws, want de Romeinen deden het ook al net zo.’’

Vandaag de dag worden lege mosselschelpen gebruikt voor oesterkweek. Lange tijd waren dat dakpannen. Het kalken, uitzetten, verzamelen, lossen, afsteken en stapelen gaf ontzettend veel handenarbeid voor jong tot oud.

Apart aandacht wordt geschonken aan de handel. Mosselvaartuigen voeren naar Belgische en Noord-Franse steden en verkochten vanuit het ruim. Op foto’s zijn lange rijen kopers op de kade in Brussel te zien. In Antwerpen verordende het stadsbestuur dat ‘onder geen voorwendsel een hoogeren prijs verlangd’ mocht worden dan 35 centiem per kilo. Mosselen werden ook met een hondenkar uitgevent.

Oesterhandel was en is internationaler. Honderd jaar geleden gingen de vaatjes met 100 tot 500 oesters per bode met paard en wagen naar station Kruiningen-Yerseke en vervolgens op de trein. Handgeschreven bestellingsbrieven met handelsstempels uit buurlanden, Zuid-Europa en Oost-Europa zijn in het museum te zien.

Een van de blikvangers is het originele proefontwerp van de Mosselman, het bekende mansgrote beeld van kunstenaar Lou Boonman dat bij de opening van de Julianahaven in de zomer van 1981 door de vissersvereniging Yerseke werd geschonken. Een andere blikvanger is het metershoge en brede panoramaschilderij ‘Gezicht op de haven van Yerseke’, door kunstenaar W.F.A.I. Vaarzon Morel in 1913 geschilderd voor de grote tentoonstelling in de Zeeuwse Abdij ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Koninkrijk der Nederlanden. De wethouder van Yerseke kocht het na de tentoonstelling voor zijn danszaal aan de Paardenmarkt en schonk het later aan het gemeentehuis.

Vijfhonderd jaar geleden was Yerseke een boerendorpje, midden in de polder. De stormvloed Sint Felix van 1530 bracht daar verandering in, toen tientallen dorpen wegspoelden en Yerseke aan het water kwam te liggen. Opeenvolgende stormvloeden deden de grote stad Reimerswaal onder de rook van Tholen een eeuw later uiteindelijk in de golven verdwijnen.

Aan de verdronken Zeeuwse dorpen besteedt het Oosterscheldemuseum in de tweede zaal alle aandacht, inclusief een fraaie maquette van het historische Reimerswaal. In heel Zeeland zijn maar liefst 117 verdronken dorpen geïdentificeerd. De Zeeuwse Scheldevissers en kwekers kennen er best een aantal, zoals Lodijke en Niekerke en Nieuwlande in de kom van de Oosterschelde. Regelmatig komen er vanuit de middeleeuwen nog wel objecten boven water.

‘Protestantse’ hoogaarzen en ‘katholieke’ hengsten.
Europese oesterhandel vanuit centrum Yerseke.
Het Oosterscheldemuseum in het voormalige gemeentehuis naast de Hervormde Kerk.
Mosselinfo.
Proefontwerp van de Mosselman.
Het Middeleeuwse Reimerswaal.
Yerseke heeft veel te danken aan baron Otto Groeninx van Zoelen en jonkheer J.L.H. Pompe van Meerdervoort.