Wat zijn de overlevingskansen van ondermaatse platvis en rog in de pulsvisserij?

Algemeen

IJMUIDEN/YERSEKE - Hoeveel van de ondermaatse vis overleeft het terugzetten in zee eigenlijk? Deze vraag is relevant vanwege de Europese aanlandplicht, die vissers verplicht om ondermaatse gequoteerde vis mee naar de wal te nemen. Wageningen Marine Research heeft de overleving van platvis en rog in de pulsvisserij onderzocht.

Het Gemeenschappelijke Visserijbeleid verplicht de visserijsector om vanaf 2019 alle ondermaatse exemplaren van gequoteerde vissoorten mee naar de wal te nemen. Voorheen moesten de vissers deze vis juist terugzetten in zee (het zogenaamde ‘discarden’).

Een deel van de ondermaatse vis overleeft het discarden en kan weer bijdragen aan het visbestand. Dit is niet het geval als je de vis moet meenemen naar de wal; alle vis gaat dan zeker dood. In het beleid is daarom bepaald dat voor vissoorten met een hoge overlevingskans, een uitzondering gemaakt kan worden op de aanlandplicht.

Drie pulskotters

Wageningen Marine Research (WMR) heeft onderzoek gedaan naar de overlevingskansen van schol, tong, tarbot, griet, stekelrog en gevlekte rog in de Noordzee. Het onderzoek is gedaan aan boord van drie kotters die allemaal vissen met de pulskor met 80 mm mazen. Onderzoekers verzamelden de ondermaatse vis tijdens de normale visserijpraktijk.

Na een beoordeling van de reflexen en de conditie van de vissen werden de vissen in leefbakken in speciale overlevingsunits geplaatst en dagelijks gemonitord. Aan het einde van de reis werden de vissen in het laboratorium verder gemonitord, totdat er geen sterfte meer optrad.

Gezonde controlevissen gingen mee aan boord. Ze ondergingen dezelfde behandeling. Zo kan onderscheid worden gemaakt tussen sterfte die door de visserij is veroorzaakt en sterfte die door de onderzoekshandelingen komt. De gebruikte methode volgt de richtlijnen voor overlevingsonderzoek die de Internationale Raad voor Onderzoek der Zee (ICES) heeft ontwikkeld. In Visserijnieuws van 30 maart 2018 is uitgebreid beschreven hoe het onderzoek aan boord en in het lab in zijn werk ging.

Negen reizen

In totaal zijn 558 ondermaatse schollen, 274 tongen, 111 tarbotten, 90 grieten, 99 stekelroggen en 23 gevlekte roggen onderzocht. Deze vissen kwamen uit de vangst van negen commerciële visreizen (drie per kotter) die gespreid over het hele jaar zijn gedaan. Hierdoor zijn de eindresultaten zoveel mogelijk representatief voor de steeds wisselende omstandigheden waaronder de visserij plaatsvindt; denk bijvoorbeeld aan watertemperatuur, het type visgrond, windsterkte en –richting.

Uit eerder onderzoek is al gebleken dat de watertemperatuur invloed heeft op de overlevingskansen (Van der Reijden et al., 2017). Welke andere omstandigheden bepalend zijn voor de overlevingskansen van discards wordt nog onderzocht aan de hand van de gegevens die tijdens de negen visreizen zijn verzameld.

Bandbreedte

De overlevingskansen zijn berekend op basis van de aantallen vissen die aan het einde van de monitoringsperiode (15-18 dagen na de vangst) nog leefden. Wat zijn de resultaten? Allereerst wat uitleg over hoe de schatting van de overlevingskansen in zijn werk gaat.

Voor alle onderzochte soorten blijkt dat er tussen de visreizen verschillen zijn in de overlevingskansen. De werkelijke overleving is alleen vast te stellen als onderzoekers van alle discards (de populatie) de overleving zouden meten. Dat is natuurlijk onmogelijk. Alleen van een klein deel van alle discards (de steekproef) kan de overleving gemeten worden. Voor elke soort is de overlevingskans voor discards berekend op basis van de resultaten van de negen visreizen. De overleving die in de steekproef (negen reizen) wordt gemeten, is een schatting van de werkelijke overleving voor alle discards in een jaarronde pulsvisserij.

Schol

Voor schol is deze schatting 14%. Dit betekent dat WMR op basis van de negen reizen met drie kotters schat dat van alle ondermaatse schol die door de hele 80 mm pulsvloot in een heel jaar gediscard wordt, 14% overleeft.

Nu is natuurlijk de vraag hoe dicht deze schatting bij de werkelijke (onbekende) overleving in de buurt ligt; met andere woorden: hoe betrouwbaar is de schatting? Die vraag is alleen te beantwoorden als onderzoekers de werkelijke overleving zouden weten. Maar die weten we niet, want daarvoor had WMR de overleving van alle ondermaatse schol moeten meten en dat is praktisch onmogelijk.

Wat onderzoekers wél kunnen doen, is ook een interval (of bandbreedte) schatten voor de overlevingskans. We hebben gekozen voor een 95% betrouwbaarheidsinterval (95% CI). Dat wil zeggen dat de kans 95% is dat het geschatte interval de werkelijke overlevingskans bevat.

Om het concreet te maken: voor schol is het 95% betrouwbaarheidsinterval geschat op 11 tot 18%. Dit betekent dat het 95% zeker is dat 11 tot 18% de werkelijke overlevingskans van scholdiscards bevat. De makkelijkste manier om dit te interpreteren, hoewel technisch niet helemaal juist, is te zeggen dat de kans 95% is dat de werkelijke overleving tussen de 11 en 18% ligt.

Uit het onderzoek blijkt dat in de pulsvisserij de overlevingskansen voor ondermaatse Noordzeeschol 14% is (95%CI 11-18%) is. Uit het vergelijkbare onderzoek dat in 2015-2016 gedaan is aan boord van pulskotters, kwam een eerste indicatie van de overlevingskans van schol van 15% (95%CI 11-19%) (Van der Reijden et al., 2017). De 95% betrouwbaarheidsintervallen van beide onderzoeken overlappen bijna helemaal. Dit betekent dat de schattingen voor overlevingskansen voor alle scholdiscards op basis van beide onderzoeken niet van elkaar verschillen. Omdat de resultaten voor schol uit het oude en nieuwe onderzoek overeenstemmen en er een grote hoeveelheid ondermaatse vissen uit vangsten verspreid over het hele jaar is gemonitord, is de conclusie dat de gevonden resultaten voor schol (14%, 95%CI 11-18%) representatief is voor de overlevingskans in de 80mm pulsvisserij.

Tong

Voor ondermaatse tong werd een overlevingskans in de pulsvisserij berekend van 19% (95%CI 13-28%). Ook dit resultaat is representatief voor de overlevingskans in de 80mm pulsvisserij.

Wel is het voor tong niet uit te sluiten dat de overlevingskans misschien wat hoger is dan 19%. In de studie die in 2015-2016 is gedaan, kwam namelijk als eerste indicatie voor de overleving van tong een kans van 29% (95%CI 24-35%) (Van der Reijden et al., 2017). In dat onderzoek is echter niet in de winterperiode gemeten. In het huidige onderzoek is wél in de winter gemeten en in die periode was de overleving heel laag. Dit heeft gevolgen voor de berekening over het hele jaar die daarmee lager uitvalt. De 19% uit het huidige onderzoek is waarschijnlijk de betere schatting. Om voor tong een meer precieze schatting te kunnen maken, adviseert WMR om de datasets van beide studies samen te voegen.

Tarbot, griet, rog

Voor tarbot, griet, stekelrog en gevlekte rog zijn de overlevingskansen die zijn berekend, een eerste indicatie. Dit komt omdat de steekproeven (het aantal verzamelde en gemonitorde ondermaatse exemplaren) klein waren. Voor tarbot vond WMR een overlevingskans van 30% (95%CI 20-43%). Voor griet 13% (95%CI 7-23%) en voor stekelrog 53% (95%CI 40-65%). Gevlekte rog is maar in 2 reizen bemonsterd, waarbij de overleving in de ene trip 21% was en in de andere 67%.

Het verzamelen van meer gegevens voor deze soorten zal ertoe leiden dat de uiterste waarden van het betrouwbaarheidsinterval dichter bij elkaar komen te liggen. Hierdoor kunnen er preciezere schattingen van de overlevingskansen worden gegeven. De verwachting is wél dat die meer precieze schattingen binnen de grenzen van de huidige 95%CI liggen; dus bijvoorbeeld voor tarbot zullen toekomstige onderzoeken naar de overlevingskansen in de 80mm pulsvisserij met 95% zekerheid niet tot een lagere schatting leiden dan 20% en niet tot een hogere schatting dan 43%.

Er is apart gekeken naar de vraag of aanpassingen in het vangst- en verwerkingsproces in de pulsvisserij tot verbetering in de overleving leiden. De resultaten hiervan worden binnenkort in Visserijnieuws besproken.

Grote verschillen conditie

Voor alle soorten die zijn onderzocht blijkt dat de overleving van ondermaatse vis sterk wordt beïnvloed door de conditie waarin de vis aan boord komt. Er zijn daarbij voor alle onderzochte soorten grote verschillen in de overlevingskans tussen de vis in de beste conditie en de slechtste conditie.

In de totale vangst van ondermaatse vis, is het aandeel vis in de beste conditie echter maar klein. Dit is de reden waarom de hoge overleving in de beste groep maar weinig bijdraagt aan de overlevingskans die is berekend over alle ondermaatse exemplaren in de vangst. Daarom zouden maatregelen voor het vergroten van de overlevingskans zich moeten richten op het verbeteren van de conditie van de ondermaatse vis in de vangst.

Vangstverwerking

Uit het onderzoek blijkt ook dat de verwerkingstijd na de vangst geen effecten heeft op de conditie van de vis en ook niet op de overleving. WMR beveelt daarom aan dat maatregelen voor het verbeteren van de conditie van de ondermaatse vis zich zouden moeten richten op het vangstproces zélf in plaats van op de vangstverwerking.


Overlevingskansen en 95%-betrouwbaarheidsintervallen (95%CI) voor 6 vissoorten (ondermaats) in de 80mm pulsvisserij op de Noordzee

SoortLatijnse naamOverlevingskans95%CIStatus berekende overlevingskans
Schol Pleuronectus platessa 14% 11-18% Vastgesteld
Tong Solea solea 19% 13-28% Vastgesteld
Tarbot Scophthalmus maximus 30% 20-43% Indicatief
Griet Scophthalmus rhombus 13% 7-23% Indicatief
Stekelrog Raya clavata 53% 40-65% Indicatief
Gevlekte rog Raya montagui 21 – 67% n.v.t. vanwege te weinig waarnemingen Indicatief

Bron: Schram & Molenaar (2018)


Het onderzoek Overleving van platvis en rog in de pulsvisserij is uitgevoerd in opdracht van VisNed met financiële ondersteuning van de Europese Unie, Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Het onderzoeksteam van WMR bedankt de GO 23, UK 33 en TX 3 en Mulder Transport voor hun uitstekende medewerking!

Meer info: Edward Schram (projectleider), tel: 0317-487038 / e-mail: edward.schram@wur.nl


Referenties:

- Van der Reijden, K. J., Molenaar, P., Chen, C., Uhlmann, S.S., Goudswaard, P.C. Van Marlen, B. 2017. Survival of undersized plaice (Pleuronectes platessa), sole (Solea solea), and dab (Limanda limanda) in North Sea pulse-trawl fisheries. ICES Journal of Marine Science 74(6), 1672–1680.

- Schram, E. & P. Molenaar. 2018. Discards survival probabilities of flatfish and rays in North Sea pulse-trawl fisheries. Wageningen Marine Research report number C37/18. Wageningen, Wageningen University and Research Centre, 41p.