VisNed vraagt aandacht Commissaris Vella voor verstikking quota.
VisNed vraagt aandacht Commissaris Vella voor verstikking quota.

Rampscenario: kottervloot in februari voor de kant…

Algemeen

MALTA – Relatief kleine quota van tarbot/griet en rog kunnen de kottervisserij straks compleet lam leggen. Wanneer de aanlandplicht onverkort wordt doorgevoerd, kan het gevolg zijn dat de vissersvloot straks in februari al voor de kant moet! Dat doemscenario blijkt uit berekeningen van VisNed. Directeur Pim Visser en secretaris Geert Meun reisden vorige week allebei naar Malta en boden tijdens een bijeenkomst van de Europese koepel van visserijondernemingen, Europeche, een memo aan om EU-Visserijcommissaris Karmenu Vella te doordringen van de grote gevaren van de zogenoemde choke species. Visser doet verslag.

,,De afgelopen periode draaiden de activiteiten binnen VisNed in het kader van de vermaledijde aanlandplicht  om schol. Er was immers gerekend op zodanige uitkomsten van het overlevingsonderzoeksproject dat er voor 2018 een ontheffing op basis van overlevingskansen gevraagd kon worden. Niets is minder waar. Het overlevingsonderzoek liep vertraging op. Allereerst door de langere aanvraagprocedure van de financiering en daarna door het uitblijven van een dierproefvergunning. Daarom is de afgelopen periode alles op alles gezet om de infasering van de aanlandplicht voor schol naar het jaar 2019 te verschuiven.   Gelukkig deelt het ministerie van Economische Zaken onze mening inzake uitstel. In Noordzee-AC verband werd door VisNed, samen met ngo’s en collega’s uit andere landen een positief advies hieromtrent geschreven. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het door al die acties lukken om de Scheveningengroep van lidstaten te overtuigen de infasering van schol nu per 2019 af te spreken. Het extra jaar willen we gebruiken om een verantwoorde uitzondering van de aanlandplicht voor schol op basis van overleving te bepleiten.

Intussen loopt het onderzoeksproject Best Practices II door en dat levert een hoop extra discardgegevens van de vloot op. En dus rijst de vraag: ‘wat als er onverhoopt geen uitzonderingen komen’. Want in 2019 komt niet alleen schol onder de aanlandplicht, ook tarbot en griet en rog. Dat zijn zogenaamde ‘choke species’. Verstikkingssoorten met relatief kleine quota. Omdat deze soorten in een gemengde visserij met doelsoorten tong en schol worden bijgevangen en omdat de visserij stilgelegd moet worden als enig quotum van een soort in de mix is volgevist dreigt zo’n klein quotum de hele visserij te ‘verstikken’. Een levensgroot gevaar dus.

VisNed stelde dit grote gevaar aan de orde in een hoorzitting van het Europees Parlement, maar onze inbreng werd als ‘overdreven’ door de vertegenwoordigster van de Europese Commissie weggewuifd. Het door VisNed aangedragen probleem bestond in haar ogen niet. Er was niets over bekend en er waren bij lidstaten volop instrumenten beschikbaar om dit onheil af te wenden. Dat was verbazend, omdat EZ juist aan VisNed had laten weten dat zij de zorgen volkomen deelt.

Geschrokken van zoveel ontkenning bij de Europese Commissie, gingen wij eenmaal thuis gekomen in gesprek met het voltallige VisNed-team. Onze eigen wetenschappers kregen de opdracht om razendsnel met een eerste modelberekening voor 2019 te komen. Die snelheid was geboden omdat wij naar Malta zouden gaan voor een Europêche-vergadering, waar ook een uur durende gedachtenwisseling met Commissaris Vella op de agenda stond. We wilden de Eurocommissaris een memo overhandigen met daarin concrete voorbeelden van choke species als tarbot/griet, rog en ook schol. En dat lukte.

Nekschot 

Pim Visser overhandigt het memorandum over onwerkbare Europese regelgeving aan Karmenu Vella. De uitkomsten van onze berekeningen zijn verbijsterend. Schokkender nog dan gevreesd. Als we ervan uitgaan dat de vangbaarheid gelijk blijft aan 2016 en dat de quota gelijk zijn aan 2017, en dat bijruilen in Europa niet mogelijk is (omdat alle landen hun eigen quotum volledig nodig hebben) en de aanlandplicht wordt nageleefd, dan zal het rogquotum in no time zijn volgevist en ligt de hele Nederlandse vloot nog voor 15 februari 2019 voor de kant!

Afslagen en sorteerbedrijven zullen dan binnen de kortste keren op de fles gaan vanwege hun personele verplichtingen en het wegvallen van inkomsten. Voor verwerkende bedrijven geldt hetzelfde en onderhoudsbedrijven en toeleveranciers zien een belangrijke werkstroom uit de kottersector ‘opdrogen’. Het behoeft geen toelichting dat dit ‘nekschot-scenario’ voor veel visserijbedrijven het einde zal betekenen, ze zullen simpelweg failliet gaan.

Het bovenstaande lijkt natuurlijk uit een slechte film of een derderangs roman te komen en het lijkt niet realistisch. Maar het is wel de onvermijdelijke consequentie van het nu geldende beleid. Dat gaat dus niet gebeuren (of toch wel???).   Maar dan scenario 2: Als we veronderstellen dat scenario 1 niet doorgaat en het quotumtekort van rog de visserij niet verstikt omdat een (creatieve) oplossing gevonden. Dan verstikt het quotum voor tarbot/griet de hele visserij in de nazomer. En voor schol dezelfde uitkomst: verstikkend voor het eind van de zomer. Dan wordt de visserij begin september gesloten. De gevolgen zijn dan minder draconisch, want de vloot heeft dan acht maanden kunnen vissen. Maar het blijft dramatisch, de afslagen staan vier maanden leeg en de handel en verwerking is vier maanden verstoken van grondstof. Er is nu geen sprake van een ‘nekschot’, maar wel van langzame ‘wurging’ Naar verwachting wordt het jaar 2019 nog wel met moeite overleefd, maar als het in 2020 van hetzelfde laken een pak is, dan valt het doek voor velen in de sector alsnog.

Welke politicus zou dit voor zijn of haar rekening durven nemen? Lastige vraag. In Nederland lijkt dat er niet op. Maar dat is eigenlijk raar, want Nederland was wel een van de fanatiekste voorstanders van invoering van de aanlandplicht, Nederland vond het toen niet streng genoeg en dat er te veel uitzonderingsmogelijkheden waren. Dat is in vier jaar wel veranderd. Voortschrijdend inzicht heet dat. Maar Nederland gaat hier niet alleen over.  En het is wel de consequentie van het nieuwe Gemeenschappelijke Visserijbeleid waar de visserijministers in 2013 unaniem mee hebben ingestemd (behalve Zweden, want die lidstaat vond het nog te weinig ambitieus). En waar een grote meerderheid in het Europese Parlement voor gestemd heeft.

Deze heel bedreigende scenario’s moeten bespreekbaar worden. Voor je er erg in hebt is het al 2019. Daarom zijn ze helder in een memorandum gevat en  aangeboden aan Eurocommissaris Vella van Visserij en Maritieme Zaken.  Bij die aanbieding heeft VisNed aangeboden om over de berekeningen met DG Mare van de Europese Commissie in gesprek te gaan. Om aan te tonen dat het serieuze berekeningen zijn die de ernst van de situatie en het grote gevaar van een rücksichtsloze invoering van de aanlandplicht aantonen.

Tegelijkertijd is VisNed realistisch genoeg om in te zien dat er een bijna onveranderbare regeling ligt. Dat het jaar 2022 de eerste mogelijkheid is om een grote beleidsverandering door te voeren. Daarom wil VisNed op zoek naar een situatie die deze rampspoed voorkomt. Een situatie die werkbaar is voor vissers, die naleefbaar is en die te handhaven is. We moeten van een onwerkbare aanlandplicht naar een werkbare discardban. Verduurzamen van visserij kan alleen maar door het stimuleren van innovatie en niet door het van bovenaf opleggen van onwerkbare regelgeving die op nul komma nul draagvlak kan rekenen.   De commissaris gaf op Malta aan blij te zijn met de aangeboden documentatie. Hij vertelde dat dit voor het eerst was dat er een zo concreet voorbeeld van de gevolgen van de aanlandplicht voor een bepaalde visserij werd gepresenteerd. Hij zegde toe dat het gevraagde overleg in Brussel er zeker zal komen.

VisNed zet de lobby om de rampscenario’s te voorkomen volop door. Daarom is het memorandum ook gedeeld met het ministerie van EZ, de Nederlandse Europarlementariërs in de Visserijcommissie (PECH) en de visserijwoordvoerders in de Tweede Kamer. In EAPO/Europêche-verband wordt het ook gebruikt om aandacht te vragen voor de zeer dreigende situatie. In andere landen zijn vast en zeker vergelijkbare voorbeelden aan te dragen.’’