Afbeelding
Flying Focus

Pulsverbod staat haaks op Europees visserijbeleid

Algemeen

IJMUIDEN – De pulstechniek kan een grote bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Europese Commissie voor een selectievere tongvisserij met minder brandstofverbruik en CO2-uitstoot en minder impact op het ecosysteem. De wetenschappelijke bewijzen daarvoor zijn helder en hard. De besluitvorming tot een pulsverbod is daarom wel heel erg vreemd te noemen en staat haaks op het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

Dat blijkt klip en klaar uit uitgebreide rapporten van Wageningen Universiteit en ICES, de internationale Raad voor Onderzoek van de Zee met wetenschappers uit 25 landen. ICES geeft een positief advies af over de pulsvisserij en de effecten daarvan op het ecosysteem. Het enige zorgpunt betreft de kans op breuk bij (grotere) kabeljauw, maar op de schaal van de Noordzee heeft dat geen gevolgen voor het bestand. En net als met andere efficiënte vangsttechnieken verdient de onderlinge concurrentie tussen pulsvissers en traditionele (kust)vissers aandacht in het beleid.

Voordelen groot

Afgelopen maand werd na vier jaar pulsonderzoek het WMR-rapport ‘The implications of a transition from tickler chain beam trawl to electric pulse trawl on the sustainability and ecosystem effects of the fishery for North Sea sole: an impact assessment’ openbaar gemaakt. Het onderzoek werd uitgevoerd door de WUR-onderzoeksinstituten, het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) en het Belgische Visserijonderzoeksinstituut (ILVO). De resultaten van dit en eerdere onderzoeken zijn door de ICES Working Group on Electrical Trawling samengevat als basis voor het ICES-advies.

Onderzoeksleider prof. dr. Adriaan Rijnsdorp is glashelder over de resultaten van de meerjarige impactstudie. Steeds meer openstaande vragen rond de pulstechniek zijn door de wetenschappers beantwoord, vrijwel zonder uitzondering allemaal gunstig voor de pulstechniek. Even helder is dat er altijd vragen zullen blijven.

Rijnsdorp spreekt over een heel degelijk en diepgravend onderzoek, dat naar tevredenheid is getoetst door ICES. ,,Er is een stevige wetenschappelijke basis dat pulstechniek verantwoord kan worden ingezet en een duidelijke bijdrage levert aan het Europese beleid. De voordelen zijn groot. Voor zover we dat nog niet wisten is dat nu ook wetenschappelijk onderbouwd. Maar je zal natuurlijk nooit echt alles weten. De pulstechniek behoort inmiddels wel tot de best bestudeerde visserijmethodes.’’

In de rapporten zijn heel veel onderzoeksvragen beantwoord. Wat doen pulsprikkels met vissen, met ander zeeleven, met de zeebodem? Wat is het effect van pulsvisserij op visbestanden, discards en visserijdruk? En hoe zit het met huidzweren of brandvlekken, waarover bij de opkomst van de pulstechniek zoveel te doen was. Rijnsdorp: ,,Om met dat laatste te beginnen. Er zijn helemaal geen effecten als gevolg van puls gevonden, dat kritiekpunt kunnen we dus doorstrepen.’’

Puls heeft wel gevolgen voor gevangen kabeljauw, zo is gebleken uit herhaald onderzoek. Ongeveer een derde van de kabeljauwen in het pulsnet loopt breuken op. Maar in de synthese met de vraag hoe erg dit, wordt door Rijnsdorp sterk gerelativeerd. ,,Voor de gevangen kabeljauw levert dit geen extra sterfte op. Alleen als de kleine kabeljauw die door de mazen ontsnapt een breuk oploopt zou er sprake kunnen zijn van een effect op het bestand. Omdat kleine kabeljauw minder gevoelig is voor de puls en omdat het aantal kleine kabeljauw in het pulsvisgebied gering is, zijn de mogelijke consequenties voor het kabeljauwbestand verwaarloosbaar klein.’’

Zandspiering en smelt, kwetsbare soorten die belangrijk zijn voor het Noordzeeleven, blijken niet gevoelig te zijn voor pulstechniek. En ook stekelrog, hondshaai, tarbot, zeebaars, zeesterren en zeepieren zijn niet extra gevoelig voor pulsfrequenties. ,,Zeepieren trekken zich in de zeebodem terug, zo blijkt uit blootstellingsexperimenten. Een net vol wormen zoals weleens is gesuggereerd heeft geen relatie met de tongpuls’’, aldus Rijnsdorp.

Ook op het bodemecosysteem zijn geen negatieve effecten als gevolg van de puls gevonden. Chemische reacties in de bodem als gevolg van pulstuigen zijn tijdens onderzoek op zeven locaties in de Noordzee niet aangetoond. ,,Effect van de pulsvisserij op de zeebodem is dus een gevolg van de mechanische verstoring en niet van de puls. En de bodemberoering met wekkerketting zorgt voor meer mechanische verstoring dan met de pulskor.''

Lariekoek

Beweringen dat de pulstechniek dood en verderf zaait op de zeebodem worden door Rijnsdorp lariekoek genoemd. Pulstuigen penetreren minder diep in de bodem en leiden tot minder sterfte van ongewervelden dan wekkerkettingen. Van elektrolyse is geen sprake. Uit analyse van dataloggers bleek dat het gebruikte voltage lager is dan maximaal toegestaan en het vermogen vrij constant. Rijnsdorp: ,,Er is geen sprake van het opvoeren van voltages en vermogens, integendeel zelfs.’’

Als gevolg van de pulsvisserij heeft er wel een verschuiving van visserijactiviteit plaatsgevonden, vooral in de zuidelijke Noordzee. Dat blijkt ook uit onderzoek met logboeken. Slappe gronden waar voorheen niet gebokt werd, bleken met de lichtere pulstuigen aantrekkelijke tongbestekken te zijn.

Dat (niet gevangen) vissen chronisch blootgesteld zouden kunnen worden aan pulsen is niet aannemelijk. Een vis wordt hooguit anderhalve seconde aan een puls blootgesteld. De zorgen dat de puls extra sterfte van eieren en larven zou veroorzaken is volgens de onderzoekers een non-issue, omdat maar heel weinig eieren en larven aan de puls worden blootgesteld. Zelfs als de puls sterfte zou veroorzaken dan valt deze sterfte in het niet bij de hoge natuurlijke sterfte van eieren en larven.

Uit logboekgegevens blijkt duidelijk dat het vangstsucces per vierkante kilometer met de puls vooral voor tong stukken omhoog is gegaan. Van schol wordt in vergelijking met wekkerkettingen minder gevangen, zo ook voor de weinige kabeljauw. Door de lagere treksnelheid wordt er met de puls veel minder zeebodem bevist dan met de traditionele boomkor. Met de pulstechniek worden er minder ondermaatse vissen gevangen.

Technische maatregelen

Nederland had ICES gevraagd om advies uit te brengen over de pulsvisserij in relatie tot staand Europees beleid. Vorig jaar heeft de EU besloten dat het Europees pulsverbod in stand blijft (zonder ontheffingen), wat door Nederland wordt aangevochten bij het Europese Hof van Justitie. Het pulsverbod is een politiek besluit. In de (nieuwe) verordening Technische Maatregelen is evenwel opgenomen dat besluitvorming over de pulsvisserij herzien moet kunnen worden als op grond van de best beschikbare kennis blijkt dat deze techniek geen negatieve effecten heeft. De discussie wordt vervolgd.

De belangrijkste onderzoeksresultaten:

• De biologisch relevante veldsterkte beperkt zich tot de breedte van het vistuig. Buiten het vistuig is de veldsterkte onder de drempelwaarde waarbij vissen op een pulsprikkel reageren.

•        Experimentele blootstelling aan een pulsprikkel veroorzaakt geen extra sterfte, maar kan wel resulteren in ruggengraatletsel.

•        Vismonsters verzameld aan boord van pulsschepen laten zien dat, met uitzondering van kabeljauw, het percentage vis met ruggengraatletsel laag is. Het effect van ruggengraatletsel bij kabeljauw is verwaarloosbaar klein voor het bestand in de Noordzee en klein voor het bestand in de zuidelijke Noordzee omdat maar een klein deel van de populatie aan de puls wordt blootgesteld en kleine kabeljauw minder gevoelig is voor ruggengraatletsel.

•        Elektrogevoelige vissoorten zoals haaien en roggen zijn niet extra gevoelig voor de hoogfrequente pulsen van de pulsvisserij op tong.

•        Pulsblootstelling van een aantal ongewervelde diersoorten resulteert in een tijdelijke verandering van het gedrag en veroorzaakt geen extra sterfte.

•        Pulsblootstelling heeft geen effect op de geochemische processen in de zeebodem.

•        De invloed van pulsvisserij op de zeebodem is een gevolg van de mechanische verstoring maar niet van het gebruik van elektrische stimulering.

•        Het effect van mechanische verstoring door de pulskor is lager dan van de traditionele boomkor.

•        Pulsvisserij vergroot de selectiviteit van de boomkorvisserij op tong en vermindert de bijvangst van ondermaatse vis en bodemdieren.

•        Pulsvisserij verhoogt de overleving van discards van schol, tarbot en griet. Voor tong en stekelrog is er geen verandering in overleving.

•        Het gebruik van de pulskor stelt de boomkorvisserij in staat haar tongquotum te exploiteren met een lagere impact op het bodemecosysteem als gevolg van een kleinere ruimtelijke voetafdruk, een verminderde diepte van bodemverstoring en een verminderde opwerveling van sediment.

•        Pulsvisserij resulteert niet in een chronische blootstelling aan pulsprikkels omdat de kans op blootstelling laag is en de duur van een blootstelling kort.

•        Het is zeer onwaarschijnlijk dat niet-lethale blootstelling aan pulsprikkels de voortplanting van tong negatief beïnvloedt.

•        Het is zeer onwaarschijnlijk dat de pulsblootstelling van viseieren en larven een negatief effect heeft op vispopulaties.

•        De hogere vangstefficiëntie van de pulskor en de veranderende verspreiding resulteert in verhoogde concurrentie met andere visserijen.

•        Het gebruik van de pulskor vermindert het brandstofverbruik met 20% per kg gevangen vis en met 52% per eenheid tongquotum. Brandstofbesparing leidt tot een evenredige reductie van de CO2 emissie.

Uit de meerjarige WUR-impactstudie:

-        Elektrische stimulering prikkelt de spieren. Spieractivatie wordt bepaald door de veldsterkte binnen het organisme. De veldsterkte in het organisme verschilt van de veldsterkte in het water als gevolg van de verschillen in geleidbaarheid van het water en het organisme. Omdat de geleidbaarheid in het sediment lager is dan in het water is de veldsterkte in bv. een ingegraven platvis lager dan in bv. een rondvis die zich in het water boven de zeebodem bevindt. De veldsterkte in een vis is afhankelijk van de grootte van de vis. De veldsterkte in een kleine vis is lager dan in een grotere vis die zich op een zelfde afstand van de elektrode bevindt. De kans dat een kleine vis wordt blootgesteld aan een hoge veldsterkte is kleiner dan voor een grotere vis.

-        De pulsvisserij op tong maakt gebruik van een gepulseerde bipolaire stroom (PBC). De pulsgegevens, zoals die zijn geregistreerd in de ‘datalogger’, laten zien dat het potentiaal verschil over de elektroden varieerde tussen 54 en 58V. De laagste waardes werden geregistreerd in de zomer en de hoogste waardes in de winter. De gemiddelde pulsfrequentie en pulsbreedte was 89.4 Hz en 239 µs voor het Delmeco systeem, en 60 Hz en 336 µs voor het HFK-systeem. Het geleverde vermogen lag tussen 0.5 – 0.6 kW per meter tuigbreedte. De geregistreerde pulsgegevens lagen binnen de grenswaardes van de regelgeving.

-        De visserijinspanning (uur op zee) van de pulslicentiehouders in het tongvisgebied waar de vloot met 80mm kuilen vist bleef gedurende de studieperiode gelijk. Het beviste oppervlakte nam echter af met 28% als gevolg van de lagere vissnelheid (-10% voor Eurokotters, -23% voor grote schepen) en de hogere vangstefficiëntie voor tong. De pulskor had een 17% hogere vangstefficiëntie (kg/uur) van marktwaardige tong en een 21% lagere vangstefficiëntie van andere platvis en 35% lagere vangstefficiëntie van marktwaardige schol.

        Door de verbeterde selectiviteit ving de pulskor 27% minder discards (kg/uur van alle vis) dan de traditionele boomkor. De vangst van scholdiscards was 30% lager, maar de vangst van tongdiscards was 65% hoger.

-        De lagere vissnelheid en het kleinere vangstvolume van de pulskor resulteert in een betere conditie van de ondermaatse vis en een verhoogde overlevingskans van discards voor schol, tarbot en griet. Voor tong en stekelrog werd geen significant verschil in overleving gevonden.

H Prof.dr. Adriaan Rijnsdorp.